Op 26 en 27 mei zullen leiders van de acht grootste economische machten ter wereld (Duitsland, Frankrijk, Italië, Groot-Brittannië, Canada, VS, Japan en Rusland) een informele bijeenkomst houden in het Franse Deauville. Wat kunnen we van deze jaarlijkse top verwachten?
Het doel van deze jaarlijkse bijeenkomst is om met de grootmachten een aantal gemeenschappelijke standpunten in te nemen om de grote problemen in de wereld “op te lossen”. De eerste vergaderingen werden destijds bijeengeroepen als reactie op de stijgende olieprijzen in de jaren 1970. Sinds de top in Pittsburgh in 2009 heeft de G8 haar werkingsterrein gedetailleerder omschreven: “ de geopolitieke en veiligheidsuitdagingen bespreken, samenwerking met Afrika op politiek en economisch vlak en alle thema’s die in het gemeenschappelijk belang van de G8-landen zijn.”
De problemen “oplossen”, is natuurlijk veel gezegd. Bij de top vorig jaar werd in de slottekst gesteld dat er een financiële regulering zou komen om een einde te maken aan de blinde speculatie door hedgefunds en om een einde te stellen aan de overdreven bonussen. Vandaag zien we als resultaat van de nieuwe monsterwinsten in de financiële sector dat er even gigantische bonussen worden uitbetaald. Dit gebeurt op basis van speculatie in onder meer grondstoffen, munten, vastgoed en publieke schulden.
Het gaat de leiders niet zozeer om het aanpakken van problemen. Ze willen vooral zand in de ogen van de bevolking strooien zodat niet duidelijk is dat ze enkel de belangen van de kapitalisten dienen. Er is een minimale samenwerking tussen de grootmachten om de individuele winsten te maximaliseren. Dat verklaart waarom de G8 sinds de stagflatie van de jaren 1970 regelmatig voor nieuwe impulsen voor het neoliberale beleid zorgde. Die neoliberale politiek heeft niets opgelost voor de arbeiders en hun gezinnen, maar het liet de kapitalisten wel toe om recordwinsten op te stapelen.
Dit jaar vindt de G8-top plaats tegen een achtergrond van wereldwijde crisis van het kapitalisme. Zoals gastheer Sarkozy moet erkennen, is er een versnelling in de veranderingen op alle niveau’s: wereldeconomie, schuldencrisis, spanningen tussen besparingen en wijzigende machtsverhoudingen, inflatie op basis van speculatie in grondstoffen, energieproblemen en discussie over kernenergie, werkloosheid, toename van de armoede, revolutionaire bewegingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten,…
Ongetwijfeld zal de Franse hyper-president geen kans onbenut laten om zich voor te doen als de ‘ridder op het witte paard die strijd voert tegen al het kwaad van de wereld’. Er zullen wellicht opnieuw grote verklaringen en holle beloften worden gedaan tegen 2020 of 2030. Sarkozy heeft al aangegeven dat hij wil werken aan een “universele sokkel van sociale bescherming”. Met een retoriek over sociale verworvenheden zal verder worden gegaan met de neerwaartse spiraal van de levens- en arbeidsvoorwaarden.
We mogen geen enkel vertrouwen stellen in deze imperialistische leiders. Het is een illusie te denken dat zij antwoorden kunnen bieden op de problemen van de samenleving, dit zijn immers problemen die inherent zijn aan het winstsysteem dat ze zelf verdedigen. Het zijn dezelfde leiders die de energiesector hebben overgeleverd aan de winsthongerige private sector voor wie de veiligheid en het milieu een ver-van-mijn-bed-show was. Het zijn ook dezelfde leiders die jarenlang steun hebben gegeven aan Moebarak, Khadaffi, Ben Ali, Gbagbo en andere dictators in de neokoloniale wereld, een steun waar pas werd op teruggekomen toen een koerswijziging beter was voor de eigen economische en strategische belangen. Het zijn dezelfde leiders die al decennia verantwoordelijk zijn voor een neoliberaal beleid en die vandaag harde besparingsplannen opleggen. Hun belangen staan systematisch lijnrecht tegenover de onze.
Zij hebben enkel oog voor de belangen van de grote bedrijven. Wij moeten strijd voeren voor onze belangen. In deze strijd moeten we ons richten tegen het kapitalistische systeem dat zij verdedigen. Enkel in een socialistische samenleving zal iedereen degelijke arbeids- en levensvoorwaarden kennen met een hogere vorm van democratie, de afschaffing van armoede en een publieke controle en beheer van de energiesector waarbij de milieubehoeften in rekenschap worden genomen.