Meeting: Marx had gelijk. De relevantie van Marx voor vandaag

Op woensdag 26 november organiseerden de Actief Linkse Studenten (ALS) een open meeting onder de titel “Marx had gelijk”. Zoals de inleiding al melde: in het recente verleden zou zo’n meeting veelal voor een rariteit aanzien geweest zijn. Vandaag zijn Marx en Het Kapitaal actualiteit. In heel België organiseert LSP-MAS gelijkaardige meetings. En zondermeer zijn het allemaal niet mis te verstane opportuniteiten voor revolutionaire studenten om het debat aan te gaan met een breder publiek.

De opkomst was lager dan verwacht. Er waren al bij al zo’n 50 aanwezigen waarvan een meerderheid leden van LSP/ALS. Dat neemt niet weg dat het potentieel voor zo’n debat gemakkelijk het dubbele is. Een meeting in Lokeren waar er slechts 3 keer campagne voor gevoerd werd, trok met een gelijkaardig pamflet 3 werkenden die nog nooit met LSP of ALS in contact waren gekomen. De meeting begon met verschillende inleidingen. Alle inleidingen beoogden een bepaald aspect duidelijk te maken in gepaste bewoordingen en met de nodige relevantie van de huidige situatie.

De introductie schetste in een aantal grove lijnen een beeld van de huidige situatie. Vandaag staan we voor een periode van crisis en als gevolg daarvan puilen de media uit van allerhande burgerlijke analyses die ons eerder een idee geven van de verwarring die de crisis met zich mee brengt dan een beeld van wat deze crisis nu eigenlijk inhoudt. En ondanks het feit dat heel wat schrijvers van deze artikels en opiniestukken op hun beurt medeverantwoordelijke zijn aan de crisis blijven ze het openbare leven domineren. Maar de meeting maakte duidelijk dat dit niet betekent dat we het hoofd moeten laten hangen. Mede door de crisis zien we enkele openingen ontstaan voor alternatieve ideeën. Kijk maar naar de verkoop van Het Kapitaal: een verdrievoudiging sinds 2005 in Oost-Duitsland, en dat is honderd keer meer dan de verkoop begin jaren ’90! Dit hoeft geen verassing te zijn, want het socialisme als alternatief is een product van de materiële condities binnen de kapitalistische ontwikkeling die er een grondslag aan geven. Eén zo’n conditie is kapitalistische crisis.

Dit is niet de eerste kapitalistische crisis, en zolang het kapitalisme blijft bestaan is het ook niet de laatste crisis. En daar komt Marx weer bij kijken. Na kritisch onderzoek concludeerde hij dat crisissen inherent zijn aan het kapitalisme. Het kapitalisme is uit op meerwaarde. Deze meerwaarde wordt behaald door een deel van de geproduceerde waarde niet uit te betalen aan de arbeider die de waren heeft geproduceerd. Maar als een arbeider minder krijgt dan de waarde die hij heeft geproduceerd kan men ook niet veronderstellen dat hij er in slaagt om alles opnieuw op te kopen. Kortweg leidt dit tot overproductie. Maar overproductie houdt in dat waren niet verkocht geraken. Deze ophoping van dood kapitaal dat geen meerwaarde meer oplevert doet de winstvoet dalen waardoor uiteindelijk een crisis ontstaat. Natuurlijk is de realiteit wat ingewikkelder dan dat, maar de verdienste van Marx is juist dat hij de fundamenten van het kapitalisme heeft blootgelegd. Marx slaagde daar zelfs in nog voordat het kapitalisme zich ten volle had ontwikkeld.

Marx verklaart hier de kapitalistische productiecrisis. Maar wat heeft dat te maken met de financiële crisis? Marxisten laten vaak al jaren verstaan dat het kapitalisme zich al bijna 40 jaar in een overproductiecrisis bevindt. De zware sectoren binnen de industrie zoals de automobielsector en metaalsector hebben dit laten zien door een systematische, soms zelfs drastische, inkrimping van de productiecapaciteiten. Bedrijven gingen met steeds minder arbeiders werken en overal sloten vestigingen of verhuisden ze naar landen waar voor lagere lonen kon worden geproduceerd. Omwille van overproductie begonnen kapitalisten dus met het opdrijven van de uitbuiting van hun arbeiders. Ondanks de gestegen welvaart zien we dus ook het stelselmatig opdrijven van de uitbuitingsgraad ten voordele van meer winst. Want crisis zorgt voor het terugtrekken van kapitaal uit uitgaven die nauwelijks enige meerwaarde opbrengen (sociale zekerheid, lonen, diensten, etc.)

De massale vlucht van het kapitaal uit investeringen in productie en publieke uitgaven kwam ten goede aan massale speculatie op de beurzen. Er werden enorme winsten geboekt op de beurzen. Aandelen van bedrijven en sommige goederen werden er meerdere keren op rij verkocht in die mate zelfs dat ze meerdere keren hun eigen waarde vertegenwoordigden op de beurzen. Het kwam er enkel op aan om het kapitaal te laten vloeien zodat effectief ook het kapitaal aanwezig zou zijn om deze gestegen waarden te dekken. De winsten die op de beurzen werden gemaakt stonden tegenover de dalende winstvoet bij de warenproductie. En daar wringt het schoentje. Want enkel de productie en de verkoop van waren brengt reële winst voort, terwijl de beurzen juist winst maken door het aanwenden van de winst uit industriële productie voor speculatie. Opdat er genoeg kapitaal aanwezig zou zijn, zijn de banken begonnen met het promoten van leningen. Arbeiders konden leningen krijgen voor hun huis, voor hun auto en zelfs voor hun dagelijkse consumptie. Omdat speculatie op de huizenmarkt tot het opdrijven van de prijzen leidde werden nog maar leningen aan de man gebracht met de redenering dat de huizen die borg staan voor de lening in waarde is gestegen. Maar ooit moeten schulden worden afbetaald, en dat geldt zowel voor de arbeider die een lening aangaat, als banken die hebben geleend, als ook voor kapitalisten die zien dat er geldt wordt verwacht voor de aandelen die enorm in waarde zijn gestegen. Omdat banken al problemen hadden met zogenaamde wanbetalers werden valse of slechte leningen in pakketten verkocht aan andere banken wereldwijd, terwijl ook banken die massaal leningen verschaften garant moesten staan voor de leningen van andere banken. Deze spreidingsmaatregelen moesten crisis voorkomen zo werd gesteld.

Eerst blijkt openlijk dat de arbeiders hun leningen niet kunnen afbetalen als gevolg van de dalende koopkracht, waarop massaal mensen op straat komen te staan. Omdat zo weinig mensen nog een huis kunnen kopen terwijl er heel wat huizen te koop worden aangeboden stort de huizenmarkt ineen en zien de banken dat de woningen niet meer garant staan voor het geld dat zijn hebben geleend aan de arbeiders. Sommige banken dreigen dan al over kop te gaan. Het wordt erger wanneer dit een effect heeft op de beurs: er blijkt niet voldoende kapitaal aanwezig te zijn en heel wat aandeelhouders kiezen eieren voor hun geld. Gevolg? Aandelen probeert men kwijt te geraken en de speculatie bereikt een dieptepunt waardoor de beurzen de dieperik in gaan. Centrale banken zoals de FED proberen nog om via lapmiddeltjes het vertrouwen te herstellen, maar wat lukt in tijden van enorme winsten lijkt niet te lukken in tijden van diepe crisis. Het vertrouwen is zoek en verschillende staten zijn begonnen met kapitaalinjecties en andere noodmaatregelen.

In de media en bij burgerlijke economen onderling wordt vaak aangenomen dat de financiële crisis de productiecrisis heeft veroorzaakt. Marx helpt ons om te begrijpen dat deze redenering niet klopt. De productiecrisis ligt aan de basis van de beursgekte en de zogenaamde lucht- of zeepbellen die recent ontploft zijn of nog moeten ontploffen. De winsten op de beurzen waren een buffer, een middel om de crisis uit te stellen. De crisis binnen de financiële sector betekent dat het hek van de dam is en dat de productiecrisis opnieuw verder wordt uitgediept.

Wat we vandaag meemaken is niet meer dan het begin van de crisis. Alle voorwaarden zijn aanwezig voor een langdurige depressie. Groeicijfers die vandaag voor de nabije toekomst worden gesteld moeten morgen alweer worden bijgesteld. Om de crisis exact te voorspellen, laat staan ze te bezweren, moet men niet Het Kapitaal beginnen lezen. Het Kapitaal is net als de geschiedenis van de klassenstrijd een wegwijzer voor iedere revolutionair die zich bewust is van de noodzaak van de omverwerping van de kapitalistische productiewijze. We kunnen van de staten niet verwachten dat ze de crisis oplossen. Wanneer ze ingrijpen door middel van kapitaalinjecties en zelfs nationalisatie (let op: tot voor kort was zoiets onder het neoliberale dogma dat de burgerij zo gretig aangenomen had not done!) dan mogen we niet de idee krijgen dat daarmee de crisis wordt bezworen. Deze maatregelen zijn geen oplossing maar een transformatie van een conflictsituatie tussen kapitalisten naar een conflict tussen staten.

Het moet niet gemakkelijk zijn om vandaag een uitgesproken liberaal te zijn. De aanwezigheid van enkele liberale studenten was verassend en misschien verfrissend, maar het feit dat ze liever een glaasje gingen drinken in de Overpoort maakte algauw een einde aan hun potentiële inbreng.

Tijdens de inleiding werd duidelijk dat Karel De Gucht het als liberaal soms goed wist te formuleren in wat voor tijden hij zich met zijn gedachtegoed bevond. Een artikel uit De Standaard “Liberalisme in tijden van cholera” is hier een voorbeeld van. Dat geflirt wordt met ongeziene staatsinterventie betekent een einde van het neoliberale dogma van het vrije-marktdenken. De onzichtbare hand van de vrije markt bestaat niet. Ook de kruimeltjes van de tafels der kapitalisten zijn van geen betekenis geweest voor de miljarden arbeiders en boeren die de materiële rijkdom hebben gecreëerd. De crisis maakt het enkel maar erger. De val van de muur mag dan een klap hebben betekend voor het marxisme, ondanks het feit dat de Sovjet-Unie en het “officiële communisme” nog weinig te maken had met het wetenschappelijk socialisme en het communisme, toch is Marx terug. En zolang er geen einde komt aan het kapitalisme zullen materiële condities zoals crisis en klassenstrijd permanent garant staan voor de zoektocht naar alternatieven en meerbepaald het socialisme.

Waarom het socialisme? Vandaag staan nationalisaties en andere (beperkte) vormen van overheidsingrijpen op het agenda. Overal weerklinkt de roep om regulatie. De crisis van het kapitalisme heeft het neoliberalisme, haar eigen voortgebrachte ideologie, verbrijzeld. Deze roep naar controle mag er dan wel een zijn t.v.v. de winsten van de kapitalisten, ze is vaak ook het antwoord van veel arbeiders op de problemen die hen treffen. Maar controle is relatief voor kapitalisten. Het gaat om hun winsten, niet om de arbeiders. Het socialisme biedt een alternatief. Socialisme staat voor controle op de economie. Socialisme staat voor planning en democratie. Het gaat niet over planning en “democratie” zoals we het kennen van de Sovjet-Unie. Nee, het gaat om een maatschappelijke reorganisatie van de productiemiddelen ten voordele van de hele bevolking onder het democratisch toezicht van de bevolking. Het is pas de revolutionaire omverwerping van het kapitalisme door de meerderheid van de bevolking dat garant kan staan voor deze reorganisatie van de productiemiddelen. Dat betekent dat arbeiders moeten betrokken zijn bij politiek. Ze moeten de macht nemen met het potentieel dat hun voorhanden is. Het is een conclusie die Marx had gemaakt na de klassenstrijd in Frankrijk en Duitsland in de 19de eeuw.

Het is dezelfde conclusie die Daens begon te maken toen hij zich geconfronteerd zag met het conservatisme van Kerk en kapitaal. Arbeiders hebben m.a.w. een politiek strijdorgaan nodig om hun belangen te verdedigen. Het wordt tijd dat de arbeiders zich opnieuw beginnen te organiseren. Daarom bouwen we aan een arbeiderspartij. Onder de naam “syndicale” partij, met en rond de basis, benadrukken we nogmaals het karakter van deze partij: een strijdbare arbeiderspartij. Zonder een dergelijke strijdbare arbeiderspartij moeten de arbeiders het stellen met voorwaarden opgesteld door de kapitalisten. Dit biedt in tijden van crisis enkel kansen op kruimels en ontbering terwijl de kapitalisten met hun vette vissen gaan lopen. Dat was al een belangrijke les in tijden van Marx en Daens. Waarom zou daar vandaag iets aan veranderd zijn? Marx had gelijk, en niemand hoeft ervoor terug te deinzen om dit te durven stellen.