Het meisje heet Facebook en werd in februari geboren als kind van de revolutie. Door haar deze voornaam te geven, wilden haar Egyptische ouders eer betuigen aan het sociale netwerk en de rol die deze speelde in de Egyptische revolutie. Los van de anekdote, is het belangrijk om in te gaan op het belangrijke fenomeen van sociale netwerken en de snelheid waarmee deze ontwikkelen.
Zowel in Tunesië als in Egypte speelden de nieuwe sociale media van het web 2.0 een belangrijke rol in de mobilisaties tegen de bestaande dictaturen. De blogs en sociale netwerken werden gebruikt om actieoproepen te verspreiden en om populaire eisen te verspreiden. Hiermee werd tegen de censuur ingegaan en was er een mogelijkheid tot debat over de opbouw van de beweging. Dat was een explosief gegeven voor politieke systemen die het moeilijk hebben met kritiek of gewoon vrije meningsuiting.
Internet zorgt zeker sinds de “sociale” ontwikkeling (met blogs, sociale netwerken, collectieve platformen,…) voor een technologische omwenteling die vergelijkbaar is met de uitvinding van de drukmachine. Maar nu gaat de ontwikkeling veel sneller. De toegang tot informatie gebeurt bijzonder snel en is onbeperkt, althans voor wie toegang heeft tot het internet. Ook nieuw is dat iedereen kan deelnemen aan de verspreiding van “kennis” en ideeën of discussies kan lanceren. Enkele jaren geleden was het publieke debat beperkt tot de televisie en de kranten, met een veel hogere drempel. Vandaag is het ook voor anonieme mensen mogelijk om een invloed te verwerven op basis van een blog of een andere online aanwezigheid. Komen we hierdoor in het tijdperk van de Revolutie 2.0? Zijn de traditionele actiemethoden achterhaald? Moet er voor recuperatie worden gevreesd? Dat zijn allemaal vragen waarop revolutionairen antwoorden moeten bieden.
Hossam al-Hamalawy is een onafhankelijke journalist uit Egypte en een gekende blogger. Hij relativeert het belang van het internet: “Het web 2.0 was een instrument om informatie te verspreiden. Ik weet dat de belangrijkste media het over een Facebook-revolutie hebben, maar het waren wel mensen die met kar en os de straat op trokken om de confrontatie met de politie aan te gaan. Ondanks het feit dat de regering het internet vier dagen afsloot en ook de communicatiemiddelen als SMS onmogelijk maakte, ging de mobilisatie voort. Het web 2.0 heeft een belangrijke rol gespeeld, maar het was niet de enige factor die de mensen op straat bracht.”
De val van de dictaturen in Tunesië en Egypte was enkel mogelijk omdat de georganiseerde arbeidersklasse op het strijdtoneel verscheen met stakingen in de grote bedrijven. Met of zonder internet bouwt de klassenstrijd zich steeds met dezelfde ingrediënten op: onafhankelijke vakbonden, klassenbewustzijn, werkonderbrekingen, algemene staking,… De nieuwe media kunnen daarbij erg nuttig zijn, maar de discussies op de werkvloer blijven onvervangbaar.
De rol van de sociale media werd mee mogelijk omdat de nieuwe stedelijke geschoolde arbeiders hun eigen werkinstrumenten hebben gebruikt om uit hun isolement te geraken. Daarbij is de kwestie van gebruikte technologie niet onbelangrijk, maar het verschil werd wel degelijk gemaakt door de vastberadenheid van de jongeren en de arbeiders in strijd. Dat was beslissend om de oude regimes weg te krijgen.
De traditionele actiemethoden zijn niet achterhaald, het komt er op aan om de nieuwe media aan te wenden om deze actiemethoden te versterken. We moeten bovendien waakzaam blijven tegenover de ontwikkeling van onze numerieke omgeving, de sociale media en het internet zijn grotendeels in handen van grote kapitalistische bedrijven. De samenwerking van Google met de Chinese autoriteiten of de Franse debatten rond het project-Hadopi (over regeringstoezicht op het internet) tonen de beperkingen. We kunnen het ons moeilijk voorstellen dat de Westerse regimes het internet dagenlang zouden afsluiten zodra er opstandige bewegingen plaatsvinden, maar dat is niet uitgesloten en intussen zijn er subtielere manieren om onze communicatie te controleren en te sturen. In de VS is er een jaarlijks budget van 30 miljard dollar om het regime voor te bereiden op een “cyberoorlog”. Officieel gaat het om het bestrijden van terrorisme en industriële spionage, maar dit kan uiteraard ook vrij snel worden omgevormd tot aanvallen op onze democratische vrijheden.
Om er optimaal gebruik van te kunnen maken, is een democratische controle en beheer over het internet en de belangrijkste sociale netwerken, zoekmachines,… noodzakelijk. Dat is evenwel slechts mogelijk op basis van een internationale revolutionaire beweging.