Op 5 juni werd in Parijs de jonge antifascist Clément Méric door neonazi’s vermoord. Er waren de afgelopen periode nog meer gevallen van fascistisch geweld. Zo werd op 13 juni een zwangere vrouw met hoofddoek in Argenteuil (nabij Parijs) door extreemrechtse militanten aangevallen waarbij ze op de grond viel en een miskraam kreeg. Op 21 juni werd een Senegalees in Metz aangevallen door skinheads. Op dezelfde dag kwamen vier jonge linkse militanten in Bobigny in het ziekenhuis terecht als gevolg van extreemrechts geweld.
Frankrijk is geen uitzondering in Europa. In Hongarije gaat Jobbik over tot steeds meer fysieke aanvallen. Begin mei werd de voorzitter van een vereniging die opkomt tegen racisme nog door aanhangers van Jobbik in elkaar geramd. In Griekenland grijpen aanhangers van Gouden Dageraad steeds meer terug naar messen en elektrische matrakken om migranten of linkse activisten aan te vallen. Dat heeft al tot verschillende doden geleid.
Deze voorbeelden geven aan dat extreemrechts de afgelopen periode aan zelfvertrouwen heeft gewonnen. Naast de puur electoralistische extreme rechterzijde ontstonden meer radicale stromingen die zich in het geval van Frankrijk konden versterken doorheen de reactionaire mobilisaties tegen het homohuwelijk. Daar vonden neonazistische groepen een groter gehoor of alleszins voldoende zelfvertrouwen om een stap verder te gaan met hun geweld.
Verantwoordelijkheid van gevestigde partijen
Extreemrechts in Europa heeft haar groei niet louter aan zichzelf te danken. De gevestigde partijen zijn betrokken in een opbod van besparingen die onze levensstandaard al jarenlang naar beneden trekken. Zij dragen een verpletterende verantwoordelijkheid voor de opmars van extreemrechts. De sociaaldemocratische PASOK en andere gevestigde Griekse partijen hebben wanhoop verspreid onder bredere lagen van de bevolking. Het is op die wanhoop dat een kracht als Gouden Dageraad kan groeien. Alle gevestigde partijen in Europa staan voor een besparingsbeleid en aanvaarden de logica van sociale afbraak die ruimte creëert voor extreemrechts.
In plaats van de voedingsbodem voor extreemrechts in te dijken door een sociaal beleid te voeren aangepast aan de behoeften van de meerderheid van de bevolking, komen de gevestigde partijen niet verder dan een cordon sanitaire (in België) of een ‘republikeins front’ (in Frankrijk). Het gaat hem daarbij vooral om de stemmen die nodig zijn om de postjes te behouden en he asociale beleid te kunnen verderzetten. Het is overigens bijzonder cynisch dat ook de Franse PS dat doet, terwijl dezelfde partij in 1986 Het FN stimuleerde om de officiële rechterzijde te verzwakken.
Hoe extreemrechts bestrijden?
Er is heel wat discussie over de strijd tegen extreemrechts. Sommigen hebben lange tijd het idee verdedigd dat we neofascisten moeten negeren omdat we hen geen aandacht mogen geven. Dat was tot voor kort de positie die de Griekse communistische partij KKE, een strategie die de opkomst van Gouden Dageraad niet heeft kunnen vermijden. Het biedt ook geen antwoord op het fascistisch geweld, men laat slachtoffers van dat geweld aan hun lot over.
Een andere opstelling is om een zo breed mogelijke eenheid te zoeken waarbij de strijd zoveel mogelijk gedepolitiseerd wordt, waarbij bijvoorbeeld ook rechtse ‘democratische’ krachten mee gemobiliseerd worden. In feite betekent een dergelijke antifascistische opstelling dat eenheid wordt gezocht met diegenen die verantwoordelijk zijn voor een beleid waarop extreemrechts groot kan worden.
Het feit dat heel wat linkse krachten – zowel partijen als vakbonden – een verkeerde opstelling aannemen, leidt tot heel wat frustratie en kan ook een zeker ongeduld teweeg brengen. Het is op die basis dat meer individuele acties inging vinden, met het gevaar dat we afzakken tot confrontaties tussen kleine groepen in plaats van te gaan voor een brede mobilisatie op basis van een duidelijk politiek programma. Individuele acties kunnen schijnbaar directer zijn, maar ze ondermijnen de geloofwaardigheid van de antifascistische strijd door een imago te creëren van confrontaties tussen rivaliserende bendes. Dat ondermijnt de cruciale uitdaging van de opbouw van een massabeweging.
Voor ons is het essentieel dat de antifascistische beweging een programma aanneemt dat zich niet beperkt tot het aanklagen van extreemrechts. We moeten antwoorden op de sociale oorzaken van de woede en die woede richten tegen de echte verantwoordelijken. Zoals de Franse slogan het stelt: “Het probleem is de bankier, niet de migrant.” Op die basis is het mogelijk om bredere lagen te betrekken in de strijd en om een steun op te bouwen die verder gaat dan de kringen van activisten en overtuigden.
Enkel mobilisatie van de werkenden en de jongeren en een sterk antifascistisch verzet zullen het vertrouwen van de gewelddadige neofascistische groepen breken. Hun geweld vindt geen steun onder bredere lagen van de bevolking. Door hun bijeenkomsten en mobilisaties te beantwoorden met veel grotere mobilisaties, kunnen we het hen moeilijk maken om zich te organiseren en om verdere stappen te ondernemen in hun gewelddadige offensief.
Clement (ULB)