“Revolution – new art for a new world.” Revolutie in de kunst

Met  ‘Revolution – New art for a new World’ is regisseur Margy Kinmonth al toe aan haar tiende documentaire. Een fascinatie voor het Russische Hermitagemuseum zette haar aan om diens enorme collectie uit te spitten. Dit bracht haar onvermijdelijk op het spoor van de Russische avant-garde. Haar verkenningstocht levert een boeiende introductie tot enkele van de meest invloedrijke kunststromingen van de 20e eeuw op, al zijn er onderweg op zowel filmografisch als historisch vlak een aantal bedenkelijke zaken te spotten.

Recensie door Stef (Antwerpen)

De nieuwe kunst uit de titel vinden we bij de vele kunstenaars die in ‘Revolution’ aan bod komen. Door middel van narratie, interviews met nabestaanden en hier en daar een gedramatiseerde voorstelling van historische gebeurtenissen, brengt Kinmonth het verhaal van de Russische avant-garde in beeld. Deze anticipeerde met haar kunst niet alleen de revolutie maar werkte ook enthousiast samen met de jonge arbeidersstaat. Kunst was de hoogste vorm van propaganda  voor de Bolsjewieken, volgens Kinmonth, en ze wisten die te halen bij een diverse groep artiesten.

Bekende namen als Chagall, Kandinsky en Malevitsj worden uitvoerig besproken maar ook minder voor de hand liggende figuren als Klutsis, Filonov, Lentoelov en Stepanova passeren de revue. Door de lens van hun kunst krijgen we de evolutie van de politieke situatie te zien. Het verwerpen van de klassieke kunst van de keizerlijk Academie en het in de plaats stellen van de avant-garde, wordt voorgesteld als parallel voor de revolutie. Kunstenaars als Malevitsj zien hun kunst als breekpunt met het oude en de oprichting van iets nieuws, zoals de arbeiders de revolutie zien.

Kinmonth houdt haar betoog redelijk bevattelijk. Wanneer ze verwijst naar kunststromingen zoals het ‘suprematisme’ wordt hier prompt uitleg bij gegeven. Een documentaire voor stoffige intellectuelen is ‘Revolution’ niet, al wordt er wel verwacht dat tenminste zaken als ‘impressionisme’, ‘kubisme’ of ‘stilleven’ een belletje doen rinkelen. Zelfs de beginnende kunstliefhebber blijft echter hier en daar toch op zijn of haar honger zitten. Zo worden El Lisstizky en het constructivisme bijna doodgezwegen en blijft het verhaal van ‘Revolution’ steken bij de schilderkunst. Naar fotografie wordt slecht enkele malen verwezen en andere disciplines zoals architectuur en muziek worden grotendeels genegeerd. Rusland telde nochtans een heel aantal vernieuwende architecten en componisten. Ook slaagt Kinmonth er in om een relaas te doen over propaganda zonder het woord ‘agitprop’ zelfs maar een keer te vermelden.

De mengelmoes aan verschillende vertelstijlen is in ‘Revolution’ niet altijd een goede zaak. Bepaalde gedramatiseerde scènes voelen in de documentaire niet op hun plaats en nemen in de relatief korte film tijd in die aan interessantere zaken kon besteed worden. De interviews met de nabestaanden van de kunstenaars zijn soms interessant maar vervallen hier en daar in gepoch en zijn niet altijd even inzichtvol. De kleindochter van een kunstenaar is niet perse beter geplaatst om te vertellen over de kunst van haar grootvader dan iemand die de werken daadwerkelijk bestudeerd heeft. Dat blijkt ook in de documentaire.

Hoewel de film initieel de indruk geeft positief tegenover de revolutie te staan en zowel tsaristisch Rusland en de tijdelijke regering stevig bekritiseert, blijft het toch steken bij een redelijk stereotiep beeld van de periode. De repressie onder Stalin wordt gecontrasteerd met de uitbarsting van vrijheid na de revolutie maar wordt wel gekaderd als het logische gevolg ervan. Rechtstreekse vergelijkingen worden weinig gemaakt maar onder andere de beschuldiging tegenover de leiders van de revolutie dat ze enkel om kunst als propaganda geven is duidelijk bedoeld om de indruk van continuïteit met het stalinisme te wekken. Heel wat revolutionairen waren nochtans zelf kunstenaar of kunstliefhebber. Zo liet bijvoorbeeld Trotski heel wat inkt vloeien over zowel literatuur als schilderkunst en waren Rodsjenko, Malevitsj en Lissitzky trouwe aanhangers van de revolutie. Het feit dat zelfs tijdens de burgeroorlog treinen het land rondreden om de bevolking te helpen leren lezen en hen cultuur te laten beleven, wordt weggezet als een propagandastunt.

Zo haalt men in de film nog trucs uit die duidelijk bedoeld zijn om een negatief beeld op te hangen. Zo wordt wel over de ‘rode terreur’ gesproken alsof dit los stond van de verdediging van de revolutie tegen buitenlandse legers die een burgeroorlog stimuleerde. Ook wordt bij het tonen van een foto van de ‘julidagen’ niet gezegd wat er nu juist gebeurde. De Voorlopige Regering schoot tientallen arbeiders dood. Dat mocht blijkbaar niet aan bod komen. Nog een vreemde zaak: in de film lijkt het alsof de vernietiging van de Christus Verlosserkathedraal in Moskou meteen na de revolutie gebeurde. De kerk werd echter pas in 1931 door het Stalinistische regime opgeblazen. Zo wordt het stalinisme bijna gelijkgesteld met de revolutie. Kinmonth beseft nochtans goed dat de twee onverzoenbaar zijn. De tweede helft van de film bespreekt namelijk uitvoerig de censuur onder Stalin en vertelt hoe verschillende innovatieve kunstenaars zich gedwongen zagen mee te gaan in het ‘socialistisch realisme’ van Stalin. Wie zich verzette, werd uit het publieke oog verbannen, opgesloten of gefusilleerd. Hun kunst wordt vaak vernietigd door de staat. Musea en kunstenaars zagen zich genoodzaakt hun kunst te verstoppen.

De film eindigt met wat moet doorgaan voor een hoopvolle boodschap. Het ‘communisme’ was een slechte zaak en niet voor herhaling vatbaar maar de kunst heeft het overleefd en kan ons nu ook nog inspireren om naar de toekomst te kijken. Wij hopen vooral op een toekomst die de vooruitstrevende boodschap van de Russische avant-garde respecteert en haar uit de handen van privéverzamelaars houdt. Wij hopen ook op een beleid dat respectvol met de culturele sector omgaat. Broodroof, censuur en het fnuiken van creativiteit zijn immers niet alleen eigen aan het stalinisme.

Trailer: