Het klimaatplan van de Europese Unie verdwijnt in het niets

Terwijl we voor de economische recessie nog zagen hoe enkele regeringen maatregelen namen tegen bedrijven en voor de bescherming van ons leefmilieu, zet elke regering zich nu ijverig in voor het recht van hun eigen kapitalisten om te vervuilen.

 

Niet minder dan 11 landen van de EU-27 vragen een of andere toegeving of uitzondering op het klimaatplan en dan nog niet van de minste. Het klimaatplan van de EU dat in het begin van het jaar werd opgesteld, legt een vrijblijvend engagement vast voor een reductie van de CO2-uitstoot met 20%, wat verre van voldoende is om de klimaatopwarming in te dijken.

De klimaatpolitiek van de EU, net als op internationaal vlak, is een neoliberale politiek gebaseerd op marktmechanismen. Het klimaatplan van de EU schrapt gratis uitstootrechten voor de energiesector en de zware industrie (40% van alle uitstoot in de EU) en verkoopt elke ton CO2 bij opbod, progressief te beginnen vanaf 2013. De opbrengst wordt een bron van inkomsten voor de nationale staten.

De meest recent aangesloten landen bij de EU (Estland, Letland, Litouwen, Roemenië, Bulgarije, Hongarije en Slovakije) vragen uitstel voor hun intrede in de CO2-emissiemarkt die voorzien was voor 2013. Zij leggen dit uit door hun economische zwakte. Hun voornaamste zorg is dat hun elektriciteitsproductie helemaal op fossiele energie en dan vooral op steenkool is gebaseerd. Zij zullen tonnen CO2 moeten kopen terwijl de op nucleaire energie gebaseerde mogendheden zoals Frankrijk en België die inspanning niet zullen moeten leveren. Polen heeft een identiek probleem gezien hun grote afhankelijkheid van steenkool (bijna 90% van hun elektriciteitsproductie). De elektriciteitsproductie van Estland, het EU-lid dat per inwoner de grootste CO2-uitstoot genereert, hangt bijna uitsluitend af van de extractie van oliehoudende leisteen (de meest vervuilende) uit mijnen dichtbij de grens met Rusland. Wat Litouwen betreft, bij hun toetreding tot de EU engageerden ze zich om hun kerncentrale uit het Tsjernobyl-tijdperk tegen 2009 te sluiten. 40% van hun consumptie van elektriciteit is afkomstig van deze centrale. Dit heeft een grotere afhankelijkheid van Rusland tot gevolg, net het omgekeerde van het echte opzet van het klimaatplan.

Maar anderen verzetten zich tegen de toetreding van hun zware industrie via de verkoop bij opbod van emissierechten van de EU. De regering-Berlusconi, de enige die tot nog toe de doelstelling van een vermindering van de uitstoot met 20% tegen 2020 al in vraag stelde, verklaarde dat dit 25 miljard euro zou kosten aan zijn bedrijven en dat een dergelijke inspanning onmogelijk is in tijden van economische crisis. Duitsland vraagt dat zijn krijtfabrikanten en staal-, cement- en basischemiesectoren, allen energieverslindende sectoren, hun emissierechten gratis krijgen. En Oostenrijk biedt nog hoger door een reductie met 20% van de prijs van emissierechten te vragen voor andere sectoren, zoals beton.

Kortom, elkeen probeert zichzelf in te dekken door de winsten van hun eigen kapitalisten te veilig te stellen. De EU is geen staat en zal het ook niet zijn. Het het is niets anders dan een neoliberale agenda van de verschillende nationale burgerijen van Europa, wat niet toelaat een politiek te voeren die dwingend is voor de verschillende nationale staten. Net zoals de Maastrichtnormen in de vuilnisbak zijn geworpen, wordt het klimaatplan van de EU meer en meer van haar inhoud beroofd. Hun klimaatplan kan niet meer zijn dan een vaag plan, waarbij uitzonderingen de regel worden en iedereen mag interpreteren zoals hij het wil.

Vandaag verklaart Barroso dat als er geen ambitieus engagement uit de bus komt op de klimaattop van de VN in Poznan begin december, de rechten om te vervuilen gratis zullen worden toegestaan aan de energieverslindende sectoren en de importeurs zullen worden ingeschakeld in het systeem van verkoop per opbod. Hoe dieper de economische crisis toeslaat, hoe meer de belangenconflicten en spanningen tussen de verschillende kapitalistische staten zullen verscherpen.

De huidige situatie toont meer dan ooit de grenzen van symbolische acties en toont dat het noodzakelijk is een werkelijke krachtsverhouding op te bouwen door middel van brede mobilisatie van werkenden en jongeren. Daarom hebben wij het idee gesteund een betoging te houden op 6 december en niet om een boot te bouwen.

Maar de situatie toont evengoed aan dat een consequent internationaal samenwerkingsakkoord onmogelijk is op kapitalistische basis, waar immers enkel kortetermijnwinsten tellen. Enkel een democratisch socialistische samenleving maakt een vreedzame samenwerking mogelijk tussen staten die gebaseerd zijn op de behoeften van de werkenden en respect voor het leefmilieu.