De documentaire “Just do it” volgt een aantal milieuactivisten in 2009. Er werd gefilmd op diverse directe acties, zoals Plane Stupid (campagne tegen de bouw van een derde landingsbaan in Heathrow), de bezetting van Vestas, acties tegen de G20 en de jaarlijkse bijeenkomst van het Klimaatkamp. Op een ogenblik dat er wereldwijd een groeiend verzet tegen het kapitalisme is en dat actiemethoden worden gedeeld, is het nuttig om het nut en de aantrekkelijkheid van dit soort acties te bekijken.
De acties die aan bod komen in de documentaire lijken creatief en uitdagend te zijn. Jongeren ketenen zich vast aan gebouwen, zoals het huis van Peter Mandelson, er worden blokkades gehouden aan banken, er wordt geprobeerd om in energiecentrales binnen te dringen zonder dat de politie of de veiligheidsdiensten de activisten opmerken. Telkens opnieuw wordt geprobeerd om op basis van individuele acties tegen het kapitalistische systeem in te gaan. De activisten in de documentaire hebben het over de kracht die ze voelen door deel te nemen aan acties.
De vastberadenheid van de activisten is indrukwekkend. Zo is er Sally, een studente geneeskunde aan Cambridge University, die vond dat activisme voor haar belangrijker was dan de lessen. Een andere activiste, Lily, trekt met twee vrienden naar het dorp Harlington dat deels zou vernietigd worden om een derde landingsbaan voor de luchthaven van Heathrow aan te leggen. Ze trokken naar het dorp om er campagne te voeren tegen de plannen. Alle activisten verklaren dat ze bereid zijn om zich te laten arresteren indien dit nodig is.
De vastberadenheid levert ook regelmatig resultaat op. De documentaire eindigt met een uitleg van campagnes die hun doel bereikten: er komt geen steenkoolcentrale in Kingsnorth en de derde landingsbaan van Heathrow komt er evenmin. De laatste actie die aan bod komt is deze van een groep activisten die zich vastketenen aan de energiecentrale Didcot waardoor de productie drie dagen werd gestopt. Het lijkt er nochtans op dat deze overwinningen beperkt zijn en soms komt het over alsof het behalen van overwinningen niet het belangrijkste is.
In de documentaire wordt slechts twee keer aan activisten gevraagd of ze denken dat ze een verschil maken. Marina aarzelt lang vooraleer ze antwoordt en zegt dan twijfelend: “Ik denk niet dat je iets kunt doen.” Ze legt vervolgens uit dat het feit dat je niets kunt veranderen erg deprimerend is en dat je daarom maar best de controle over je eigen leven in handen kan nemen. Een andere jonge activist, Rowan, stelt: “Natuurlijk zullen ze niet luisteren. Natuurlijk was het zinloos, maar je moet altijd hoop hebben. Je moet toch proberen”.
Het klopt dat het nodig is om je verzet te tonen zelfs indien dit de beleidsmakers niet meteen tot een andere koers zal bewegen. Maar het is vreemd dat deze activisten soms actie lijken te voeren om zichzelf beter te voelen. Dat blijkt zelfs uit de gevolgde tactieken. Stunts kunnen belangrijk zijn om de aandacht te trekken en mensen betrokken te krijgen.
Maar deze groepen lijken zich te beperken tot een reeks van stunts en acties waarin weinig betrokkenheid is. Als deze acties onderdeel zouden vormen van een beweging met een strategie om overwinningen te boeken, dan zouden meer activisten het vertrouwen hebben dat ze iets kunnen bereiken. Het idee van actievoeren zonder organisatie, strategie en alles wat met de traditionele arbeidersbeweging te maken heeft, is mogelijk een reactie tegenover de gebreken van de arbeidersbeweging.
In een gesprek over betogingen, stelt Sally: “Protestacties die door de overheid worden aangepakt, kunnen nuttig zijn. Maar we moeten actief zaken beginnen te ondernemen die een directe impact hebben op de verantwoordelijken.” Dat klopt. Maar de meest efficiënte manier om dat te bereiken, is als arbeiders in staking gaan. Dat idee komt op geen enkel ogenblik naar voor in de documentaire.
Dit gebrek aan strategie zorgt ervoor dat er weinig wordt ondernomen om de gewone bevolking te bereiken of om meer mensen te betrekken. Tijdens de acties die in de documentaire aan bod kwamen, zagen we nergens pamfletten. Op een bepaald ogenblik beslist een groep van het Klimaatkamp om de kantoren van de Royal Bank of Scotland te bezetten terwijl anderen de toegang van buiten uit blokkeren. Hiermee werd geprotesteerd tegen de overheidssteun om RBS te redden, terwijl de bank intussen verder blijft investeren in vervuilende steenkoolcentrales.
De activisten slagen er in om het gebouw binnen te geraken en om de toegangsdeuren te blokkeren. Maar terwijl er honderden mensen passeren op deze locatie in het centrum van Londen, lijken de activisten vooral aandacht te hebben voor de komst van de politie dan dat ze proberen om voorbijgangers uit te leggen wat ze daar doen. De activisten zien het belang van mediabelangstelling en zoals de documentaire duidelijk maakt slagen ze daar met dit soort stunts heel goed in, maar het doel van die mediabelangstelling is niet om meer mensen bij de acties te betrekken.
Het lijkt er op dat sommigen daar verandering in proberen te brengen op basis van hun ervaringen in acties en campagnes. Als Lily naar Harlington verhuist, is dat omdat ze de noodzaak van betrokkenheid van de lokale gemeenschap in de campagne ‘Plane Stupid’ erkent. Het volstaat niet om dit soort campagnes van buitenaf te voeren. De poging om het energiestation in Ratcliffe-on-Soar te blokkeren, werd expliciet aangekondigd zodat geweten was waarover het ging. Doorgaans worden acties echter geheim gehouden zodat de politie er niet van zou weten. Rowan stelt: “We wilden openlijk zeggen: we zullen dit energiestation lam leggen en we zullen dat op deze dag doen en hopelijk met een grote groep mensen. Wie daarbij wil helpen, kan dat.”
De tactieken worden daar niet echt aan aangepast, maar de meeste activisten beseffen dat kapitalisme en ecologische problemen hand in hand gaan. Dat besef is nog toegenomen na de acties tegen de klimaatconferentie in Kopenhagen in 2009. Daar werd brutaal opgetreden tegen de betogers met massale arrestaties en een gewelddadig optreden vanwege de politie.
Ondanks waarschuwingen van wetenschappers dat Kopenhagen een laatste kans was om een reële impact op klimaatverandering te hebben, werden geen beslissingen genomen op deze conferentie. Nadien stelde Sophie: “Velen van ons kwamen ontgoocheld terug. Ik besefte dat ik meer moet nadenken over het systeem zelf dan over hoe dat systeem functioneert. Ik ging naar Kopenhagen om over klimaatverandering te spreken, maar ik kwam terug en had het over kapitalisme.”
De documentaire toont de impact van acties en betrokkenheid op de jonge activisten. Ze zagen dat de regeringen en de grote bedrijven niets willen doen, ze werden geconfronteerd met repressie. Dat leidt ertoe dat sommigen beseffen dat het niet volstaat om rond één thema actief te zijn.
Dit wil niet zeggen dat socialistische conclusies worden getrokken als alternatief op het kapitalisme. Sophie beslist om als onafhankelijke kandidate aan verkiezingen deel te nemen. We zien hoe ze op straat rond trekt en mensen vraagt om voor “postkapitalisme” te stemmen, dat zou “beter zijn dan wat we nu hebben. Ik weet niet hoe we daar zullen geraken. Ik weet niet hoe het zou werken, maar we moeten het proberen.”
Duizenden mensen zijn actief in de nieuwe golf van antikapitalistisch protest. Veel van deze nieuwe activisten zijn jong en woedend, ze willen iets doen om hun woede te uiten. Directe actie moet daar zeker een plaats in hebben. Maar we moeten radicaler zijn. Zoals de activisten tegen het einde van de documentaire moeten erkennen, is het noodzakelijk om het systeem te veranderen. Daartoe hebben we nood aan zaken die ontbreken in de acties en campagnes die in de documentaire aan bod komen: organisatie, een socialistisch begrip van de kracht van de arbeidersklasse en misschien nog het belangrijkste, een strategie om tot acties te komen waarin breder lagen van de bevolking worden betrokken.