Naar een periode van hyperstagflatie?

Ondertussen zijn zowat alle economen het erover eens: we gaan naar economisch donkere perioden. Meer en meer wordt de parallel met de depressie van de jaren ’30 van de vorige eeuw getrokken. In de VS daalden de uitgaven van de gezinnen in november voor de vijfde maand op rij, deze keer met 0,5%, en gingen er in die maand alleen al 533.000 jobs verloren, wat meteen de grootste daling was sinds 1974. Volgens de algemeen secretaris van de OESO zullen er tegen 2010 wereldwijd zo’n 20 tot 25 miljoen werklozen bijkomen. Europa, de VS en Japan, de drie grootste economieën ter wereld, zitten in een recessie. Het IMF verwacht voor 2009 een inkrimping van de wereldeconomie, wat geleden is van de jaren ’60. De Japanse industriële productie is in november met 8,1% gedaald op jaarbasis.

In zo’n situatie zouden we op het eerste zicht een deflatoire tendens verwachten; producenten raken hun producten niet meer kwijt door de dalende uitgaven van de bevolking, waardoor ze verplicht worden hun prijzen te laten zakken. De grondstofprijzen zijn in elk geval momenteel in vrije val; daar waar in juli nog meer dan 147$ per vat betaald werd, is dit ondertussen gezakt tot zo’n 35-45 dollar. De levensduurte uitgedrukt in dollars is in de VS in november met 1,7% gezakt, wat de grootste daling op maandbasis is sinds gestart werd met de metingen in 1947. De meest recente woningprijzen geven een daling aan van 2,2% in de maand oktober en 18% op een jaar tijd (1) en voor november is er een daling van de verkoop van bestaande huizen met nog eens 8,6% opgetekend. De autoverkoop is in elkaar gestort; in zowel VS als de VK bijvoorbeeld is de verkoop met -37% gezakt t.o.v. een jaar eerder, wat druk zal zetten op de autoprijzen. In quasi alle landen zien we in het algemeen prijsdalingen (Zimbabwe is een uitzondering). De inflatie in Belgïe is bijvoorbeeld in vijf maanden tijd gezakt van 5.91% tot 2,63% in december en de consumptieprijsindex – een korf van producten die een doorsnee gezin zou consumeren – is in december gezakt met 0,24 tot 111,25 punten, wat betekent dat producten goedkoper geworden zijn t.o.v. oktober. Heel wat economen vrezen momenteel een deflatoire spiraal waarbij gezinnen hun aankopen vandaag uitstellen om hetzelfde product morgen goedkoper te kunnen kopen waardoor de vraag verder zakt. Zo anticipeert de obligatiemarkt op een deflatie van gemiddeld 0,7% voor de komende vijf jaar (2) .

 

Quantitative Easing

Toch is de kans reëel dat deze deflatoire periode een relatief kort leven beschoren is en dat ze opgevolgd zal worden door een periode van hyperinflatie, oftewel uit de pan swingende inflatie. Vooral voor de VS is dit een waarschijnlijk scenario. Zo’n situatie zou dramatische gevolgen hebben voor de VS en de gehele wereldeconomie. We leggen dit even uit.

De basisrente die door de centrale banken bepaald wordt is de prijs van krediet voor banken. Het is de intrestvoet die banken moeten betalen voor kortlopende leningen die ze kunnen aangaan bij de centrale bank (of onder elkaar). De FED, de Amerikaanse centrale bank, heeft onlangs (17 december) haar basisrente verlaagd van 1,00% tot een vork van 0,00 à 0,25%, iets wat nog nooit eerder in de geschiedenis van de VS voorgekomen is. Dit heeft tot doel de economie voor een depressie – een lang uitgerokken periode van economische neergang – te behoeden. Dit betekent dat het rentewapen van de FED quasi leeggevuurd is; lager dan 0% kunnen we immers niet gaan. Wil de FED verder de economie stimuleren en wil ze deflatie tegengaan, heeft ze nog een ander wapen, genaamd “quantitative easing”. Daar waar een verlaging van de basisrente de prijs van kredieten aan banken doet dalen, laat men d.m.v. quantitative easing de hoeveelheid geld in de economie toenemen; m.a.w. de centrale bank gaat geld bijdrukken.

De centrale bank stelt kredieten ter beschikking aan de banken tegen de basisrente. De situatie vandaag is dat de banken niet erg geneigd zijn daarmee kredieten aan bedrijven te geven uit angst dit geld niet meer terug te zien. In plaats daarvan investeren de banken het van de FED geleende geld liever in Amerikaanse staatsbons die meer opbrengen en minder risicovol zijn. Quantitative easing houdt in dat de FED geld bijdrukt en daarmee enerzijds risicovolle effecten (CDOs, hypotheken, etc.) van banken overkoopt of leningen verschaft met dergelijke effecten als onderpand, en anderzijds koopt ze daarmee massaal staatsobligaties met als doel het creëren van een grotere vraag waardoor de intresten op die obligaties dalen en het voor de bankiers niet meer rendeert om erin te investeren. De hoop is dat door enerzijds het wegnemen van de risico’s voor de banken en anderzijds door staatsobligaties oninteressant te maken, banken toch liever hun geld gaan uitlenen aan bedrijven en zo de economie zullen stimuleren. Bovendien wil de FED via quantitative easing vermijden dat de VS in een deflatiespiraal terechtkomt; quantitative easing zorgt voor een grotere geldhoeveelheid tegenover een (ongeveer) gelijk aantal goederen, waardoor een inflatoire druk gecreëerd wordt.

 

De FED in actie.

Kohn, de vice voorzitter van de FED gaf al toe dat ‘de FED al bezig is met vormen van quantitative easing’ en dat ‘de FED andere vormen van quantitative easing moet overwegen bij verdere eventualiteiten’ (3) . Bij de laatste renteverlaging stelde de FED dat ze geld zouden willen creëren om steeds groter wordende kredietoperaties te financieren’ (4) . Nu al is de FED bezig met vormen van quantitative easing. Dit blijkt duidelijk uit cijfers van de FED zelf.

De geldbasis (ook wel monetaire basis) in een economie is het geld dat door de centrale bank in omloop werd gebracht en bestaat uit het geld in circulatie en de reserves die de banken bij de centrale bank hebben. Tot voor het faillissement van Lehman Brothers op 15 september hield de FED de geldbasis ongeveer constant. Maar sindsdien is deze dramatisch beginnen te stijgen. Dat was het antwoord van Bernanke, de voorzitter van de FED, op de steeds verdiepende crisis. Tegen eind oktober was de geldbasis met 38% verhoogd, iets wat geen voorgaande kende in het 95 jarig bestaan van de FED, die in 1913 opgericht werd. Het dichtst in de buurt kwam september 1939, met een verhoging van 28%, toen de VS zijn oorlogsindustrie aan het opbouwen was. Tegen de eerste week van december zaten we op 76% en op 17 december stond de teller op 99,1% (5) (van 836 naar 1665 miljard dollar). Op jaarbasis zou dit een stijging van ongeveer 400% betekenen. Op dit moment zien we dus een dramatische stijging van de geldbasis in de VS die zijn voorgaande niet kent! Tot voor 14 september – niet toevallig net één dag voor het failliet van Lehman Brothers – konden banken noodleningen van de FED krijgen, maar in ruil moesten ze effecten van hoge kwaliteit (AAA rating) als onderpand geven. Vanaf die dag aanvaardde de FED ook effecten van lagere kwaliteit als onderpand en sindsdien zijn de noodleningen door de FED met 123% gestegen tot zo’n 2000 miljard dollar (cijfers midden december). Geld dat dus in wezen grotendeels gewoon bijgedrukt is. De FED weigert te zeggen welke effecten ze als onderpand heeft, maar vast staat dat de grootste Amerikaanse banken zoals het voormalige Lehman Brothers, Citigroup en JP Morgan Chase in dergelijke transacties betrokken waren (12). Het betekent dus dat de FED misschien met honderden miljarden aan rommeleffecten zit.

Het is duidelijk dat het failliet laten gaan van Lehman Brothers dat als ’too big to fail’ gezien werd een kantelmoment was en een schokgolf door het financiële systeem veroorzaakte, en dat de FED sindsdien werkelijk alles uit de kast haalt om te vermijden dat de recessie zal overslaan naar een depressie. Volgens velen zijn sindsdien de Bush administratie en de Fed de controle over de situatie verloren.

 

De gevaren

Onder meer China en Japan financierden in het verleden de schulden – ondertussen opgelopen tot 10600 (6) miljard dollar – die de VS aanging. Zo zou China naar schatting ongeveer 1100 miljard aan dollarreserves opgebouwd hebben. In oktober had enkel de VS overheid voor 3043 miljard dollar aan staatsobligaties uitstaan in het buitenland waarvan er 21,5% en 19,2% in handen waren van respectievelijk China en Japan (7) . Een toegenomen aanbod dollars in de economie leidt tot een daling van de dollarkoers, waardoor de VS weliswaar meer kan exporteren (naar een krimpende markt), maar anderzijds vergroot dit het gevaar dat landen als China en Japan hun enorme dollarreserves zullen liquideren en zullen diversifiëren in vb. euro’s wanneer de verliezen op hun dollarreserves te groot dreigen te worden, met als onmiddellijk gevolg een verdere daling van de dollar en een geleidelijkere stijging van de inflatie door de duurdere import.

Dit gevaar wordt vooral reëel op het moment dat de daling van de dollar te sterk wordt en/of een ongecontroleerd karakter vertoont, waardoor het vertrouwen in de dollar snel kan verdampen en plaats kan maken voor paniekverkopen. Gezien de effecten van het gebruik van quantitative easing relatief onbekend zijn, en gezien de steeds toenemende druk op de dollar door de toenemende schulden en handelstekorten (momenteel zo’n 60 miljard dollar per maand) van de VS, is dit een realistisch scenario. Dit geldt des te meer in een periode van zwakke economische groei, waardoor landen zoals Japan en China niet meer in staat zullen zijn aan voldoende hoog tempo dollars op te kopen om de dollar te ondersteunen en hun eigen munt in functie van de dollar laag te houden. Bovendien zouden deze reserves wel eens verkocht kunnen worden voor economische steunpaketten voor het eigen land. In een periode van toenemend protectionisme wordt dit des te waarschijnlijker.

Door onder meer de acties van de FED staat de rente van staatsobligaties uitgegeven door de VS overheid op een historisch laag peil. Op 31 oktober stond de rente op de 10-jarige staatsbon bijvoorbeeld nog op 4,0%, maar sindsdien is ze gezakt tot zo’n 2.1%. Door die extreem lage rente op Amerikaanse staatsbons wordt het extreem moeilijk om er nog kopers voor te vinden.

En dit heeft de Amerikaanse staat op dit moment meer dan nodig om haar reddingsplannen mee te financieren. Zo leende ze vorige week 17,4 miljard dollar uit aan de big three – de drie grote autoproducenten Chrysler, Ford en GM – in ruil voor herstructureringen. (Obama vindt het plan trouwens een noodzakelijke stap – (8) ). Volgens sommige economen zou Obama tot 1000 miljard dollar aan steunmaatregelen, ofwel zo’n 7% van het BNP over twee jaar doorvoeren (9) . Een crash van de dollar zou buitenlandse investeerders weghouden en de VS overheid in de onmogelijkheid plaatsen steunmaatregelen te financieren. Enkel de FED zou dan nog geld kunnen bijdrukken, met een verdere versterking van de (hyper)inflatie en kelderen van de dollar tot gevolg.

Het idee van de FED is uiteraard dat het gecreëerde geld slechts van tijdelijke aard is en dat het weer uit de economie gehaald zal worden van zodra het beter gaat. Het is uiteraard maar zeer de vraag of de maatregel effectief een tijdelijke zal zijn en het is waarschijnlijk dat de FED integendeel nog meer geld zal moeten bijcreëren om de economie aan te zwengelen als de economie verder bergaf gaat. De door de FED overgenomen rommeleffecten zullen bovendien in zo’n situatie wellicht verder waarde verliezen, waardoor de FED niet zomaar het gecreëerde geld terug uit de economie kan halen.

Op het moment dat de quantitative easing leidt tot een stijgende, ongecontroleerde inflatie, dreigt de dollar niet enkel bij buitenlandse investeerdeers alle credibiliteit te verliezen, maar ook bij de VS bevolking, die zijn dollars dan liefst zo snel mogelijk zal willen omzetten in goederen of in een andere munt aangezien de dollar straks toch minder waard zal zijn. Uiteraard versterkt dit verder de (hyper)inflatie door de dalende vraag naar dollars.

Bovendien dreigen er nieuwe schokgolven door de wereldeconomie te gaan, bijvoorbeeld mocht een van de big three (Chrysler, Ford en GM) failliet gaan. 25% van alle uitgegeven bedrijfsobligaties in de VS zijn door deze drie bedrijven uitgegeven. De obligaties zijn gekocht door onder meer private pensioenfonden, fondsen en banken. Als we de toeleveranciers meerekenen, gaat het om meer dan 1000 miljard dollar aan obligaties die in gevaar zijn. Dit zou een paniek veroorzaken waartegen de schokgolf na het failliet van Lehman Brothers maar magertjes zou afsteken.

Het moge duidelijk zijn dat het gebruik van quantitative easing het nucleaire wapen is van de centrale banken – zeker in geval van de FED – , waarvan de effecten het minst gekend zijn en die dientengevolge enorme risico’s inhoudt. Samengevat kunnen we stellen dat in de VS het stagflatiespook zeker nog niet weg is, maar integendeel harder dan de voorbije periode dreigt toe te slaan, met vroeg of laat sociale onrust tot gevolg. Bovendien is de fundamentele oorzaak van de crisis nog steeds niet aangepakt – iets waar we binnen het kapitalisme sowieso niet op moeten hopen – zijnde de dalende koopkracht van de bevolking, oftewel onderconsumptie of overproductie.

 

Ervaringen uit het verleden

In maart 2001 begon de centrale bank van Japan (BoJ) met quantitative easing om uit de deflatoire spiraal die Japan toen teisterde te komen. Helaas bracht het niet veel zoden aan de dijk. Betekent dit dat quantitative easing niet werkt? Nu al zien we dat de geldbasis in de VS al met 99,1% gestegen is, daar waar die ten tijde van de crisis in Japan met slechts 32,5% gestegen was na een jaar. Bovendien aanvaardde de BoJ enkel staatspapier van banken, daar waar de FED een heel gamma van veelal risicovollere effecten van de banken aanvaardt. De maatregelen door de FED zijn dus zelfs op dit moment al veel ingrijpender (10) . Bovendien zijn er twee aspecten die het gebruik van quantitative easing een pak risicovoller maken in de VS dan destijds in Japan. 1) Japan hoefde zich weinig of geen zorgen te maken dat buitenlandse investeerders de Yen zouden dumpen (wat hyperinflatie zou veroorzaken). De overgrote meerderheid van de reserves in de wereld waren (en zijn) immers in dollar. 2) Japan had op dat moment een handelsoverschot en had dus geen nood aan financiering door schulden, wat in de VS wel erg sterk het geval is.

Het meest gekende voorbeeld zal wel hyperinflatie in Duitsland in 1922-1923 ten tijde van de Weimarrepubliek zijn. Eén mark in juli 1914 was evenveel waard als 726.000.000.000 mark in november 1923. Duitsland kende in die periode een sterke crisis en instabiliteit en was niet meer in staat aan de oorlogsbetalingen te voldoen. Daarop bezetten Frankrijk en Belgïe delen van het Ruhrgebied. Berlijn riep op tot passief verzet door middel van massale stakingen. Duitsland begon geld bij te drukken om de stakers en de herstelbetalingen te kunnen betalen. De Duitse bevolking verloor zijn vertrouwen in de munt en gaf het uit; d.w.z. ze ruilden het voor andere munten of goederen, of gingen over tot ruilhandel. In de daaropvolgende chaos, trachtte Hitler trouwens een eerste keer d.m.v. een coup de macht te grijpen.

In de geschiedenis zien we trouwens dat hyperinflatie in bijna alle gevallen voorafgegaan wordt door een periode van deflatie en er altijd een soort van quantitative easing door de overheden in het spel lijkt te zijn.

 

Gevolgen voor Europa

In Europa staat de basisrente van de ECB (Europese Centrale Bank) nog op 2,50%, wat betekent dat het wapen van quantitative easing nog niet onmiddellijk ingezet hoeft te worden. Momenteel hanteert de FED een strikt afwijzende toon hieromtrent en houdt ze de geldbasis nagenoeg constant (11). Uiteraard kan de situatie snel veranderen onder druk van een dalende dollar en dreigende deflatie. De ECB kan dus vrij snel gedwongen worden over te gaan tot quantitative easing, wat uiteraard de reeds opgesomde risico’s inhoudt, maar in mindere mate vermits de economie van de Eurozone een pak minder op schulden gebouwd is en zijn handelsbalans een pak evenwichtiger is. Er hebben zich in de wereld dus geen – of toch in veel mindere mate – ‘euro spaarbekkens’ gevormd die op instorten staan. Quantitative easing in de Eurozone is dus – in theorie – controleerbaarder.

Ook Europa zal de VS exportmarkt zien verschrompelen en zullen ook de andere exportregio’s zware dreunen krijgen. Verschillende landen hebben zoals eerder vermeld enorme dollarreserves. Als ze die niet op tijd van de hand kunnen doen, zullen ze zware verliezen te slikken krijgen. Japan en China vermeldden we eerder al, maar ook in Europa hebben verschillende landen relatief grote dollarreserves of investeringen in de VS. Luxemburg heeft bijvoorbeeld Amerikaanse staatsbons ter waarde van 173% van zijn BBP!

De reddingsplannen en toenemende begrotingstekorten in de Eurozone zullen de schatkisten trouwens enorm veel geld kosten, waardoor ook hier de schuld aan sneltempo dreigt te ontsporen. Het laatste redmiddel is ook hier het bijdrukken van geld.

 

Conclusie

De conventionele wapens van de centrale banken zijn leeg aan het raken, terwijl ze niet eens in staat lijken te zijn de economische neergang tegen te houden. In het beste geval zorgen ze voor een vertraging van de neergang. Daardoor zullen ze in de nabije periode, als de economie verder in elkaar valt, meer en meer gedwongen worden gebruik te maken van de ‘minder orthodoxe atoomwapens’: het bijdrukken van geld. Het laatste instrument voor het bankroet… Quantitative easing houdt serieuze risico’s tot hyperinflatie in. In combinatie met een recessie komen we dus uit op een periode van hyperstagflatie, waar in de eerste plaats de VS vatbaar voor is. Helaas zal daarmee ook de rest van de wereld in een verdere economisch diepte meegesleurd worden. Als bovenstaand scenario zich concretiseert, gaan we niet enkel naar economische donkere perioden zoals in de inleiding gezegd, maar naar een economisch inferno met hyperinflatie, protectionisme, conflicten tussen en binnen naties etc. Ofwel laten we alles afbranden – het fundament de dalende koopkracht, wordt door de kapitalisten niet aangepakt – , ofwel blust de brandweer – de arbeidersklasse – de boel en herorganiseert zij de maatschappij op een democratisch geplande manier i.p.v. de chaos van het kapitalisme.

 


 

Noten

     

  1. http://www.standaard.be/Artikel/Detail.aspx?artikelId=DMF30122008_104&kanaalid=630
  2. http://www.ft.com/cms/s/0/9e45ff12-b6a6-11dd-89dd-0000779fd18c.html
  3. http://www.ft.com/cms/s/0/9e45ff12-b6a6-11dd-89dd-0000779fd18c.html
  4. http://ft.onet.pl/0,18977,central_banks_revolution_gathers_pace,artykul_ft.html
  5. http://www.federalreserve.gov/releases/h3/Current/
  6. http://www.brillig.com/debt_clock/
  7. http://www.treas.gov/tic/mfh.txt
  8. http://cachef.ft.com/cms/s/0/c201c044-cdda-11dd-8b30-000077b07658.html
  9. http://www.ft.com/cms/s/0/8a3d8122-d5da-11dd-a9cc-000077b07658.html
  10. http://ftalphaville.ft.com/blog/2008/12/22/50676/thats-not-quantitative-easing/
  11. https://stats.ecb.europa.eu/stats/download/bsi_t02_03_nsa/bsi_t02_03_nsa/bsi_t02_03_nsa.pdf
  12. http://www.bloomberg.com/apps/news?pid=20601109&sid=apx7XNLnZZlc&refer=home