Het zijn moeilijke tijden voor liberalen. Heel wat liberale economen zijn de pedalen kwijt en kennen een heuse identiteitscrisis. Een gevolg daarvan is het verdwijnen van de consensus onder kapitalistische politici, ideologen en media. Ze spreken elkaar tegen, foute voorspellingen volgen elkaar op, voorspellingen op zich worden in vraag gesteld. Het einde van de crisis is bovendien nog lang niet in zicht. De reden voor het verdwijnen van de consensus is evident: de onderbouw van het liberale kaartenhuisje beeft en dan wordt het moeilijk om het hoofd koel te houden.
Dinsdag was het wat verwarrend om de verschillende standpunten in de zakenkrant De Tijd te lezen. Het standpunt van commentator Stefaan Michielsen wordt op dezelfde pagina tegengesproken in een column van Paul Krugman. Enkele pagina’s verder ziet de nieuwe hoofdeconoom van Citybank, Willem Buiter, nieuwe zeepbellen ontstaan. Krugman schat de kans op een nieuwe recessie dit jaar in op ongeveer 40% (gemakshalve door de redactie in de titel afgerond tot 30%). Tussenin komt Joseph Stiglitz de “homo economicus” voor dood verklaren en stelt hij meteen dat het concept marktefficiëntie achterhaald is.
De genoemde commentatoren zijn nochtans niet van de minste: Krugman kreeg de Nobelprijs economie en is vaste commentator van de NY Times. Hij stelt dat er een grote kans is dat de wereldeconomie binnen twee kartalen terug in recessie gaat, een “double dip” scenario dus. De enige wijze waarop de VS zo’n scenario kan vermijden is door de stimulusmaatregelen nog minstens twee jaar verder te zetten. Op dezelfde pagina roept Stefaan Michielsen premier Leterme op om zo snel mogelijk te saneren, de stimulusmaatregelen in te trekken en de lonen onrechtstreeks te verlagen. Voor Michielsen is het nu een ideaal moment om dit te doen: de economie is volgens hem aan het aantrekken. Leven Michielsen en Krugman op dezelfde planeet?
Nog opmerkelijker zijn de uitlatingen van Joseph Stiglitz, eveneens een winnaar van de Nobelprijs voor economie, voormalig topadiviseur van Clinton en voormalig hoofdeconoom van de Wereldbank. De professor had een straffe boodschap voor liberalen van divers pluimage: “Het uitgangspunt dat economische actoren rationeel handelen, of dat de markt efficiënt is, is door de feiten achterhaald” … Het rational choice model en de efficiëntie van de allocatie door de vrije markt zijn net twee basispeilers van de economische theorie die ons van kindsbeen af wordt ingepeperd.
Toegegeven, de frustratie van Stiglitz kan misschien ook wel met jaloersheid te maken hebben. De “arme prof” beëindigde zijn uiteenzetting immers met een steek naar zijn rijke ex-studenten in Wall Street: “Als ik de verloning zie die sommige van mijn middelmatige studenten er rapen, dan strookt dat niet met hun capaciteiten.” Inderdaad, de wereld is oneerlijk, Joseph! Maar de globale conclusie kunnen we enkel maar onderschrijven: de vrije markt en het kapitalisme bieden geen basis voor een stabiele toekomst voor de mensheid.
De paradox van economische voorspellingen
Paul De Grauwe raakt stilaan depressief als hij naar de economische commentatoren kijkt. In een opiniestuk in de krant De Morgen voorspelt hij dat de voorspellers er opnieuw volledig naast zullen zitten. Hij schrijft: “De onzekerheid over hoe de conjunctuur volgend jaar zal evolueren, is bijzonder groot. We kunnen een sterke heropleving zien, maar ook een terugval van de conjunctuur. Voor beide scenario’s kunnen stevige argumenten worden aangevoerd. Zoveel onzekerheid zou moeten leiden tot sterk uiteenlopende voorspellingen. Maar dat is helemaal niet wat we zien. Integendeel, de economische analisten vertonen een neiging om te convergeren naar dezelfde voorspellingen. Die consensus is heel gevaarlijk omdat hij een perceptie creëert van objectiviteit, ja zelfs van wetenschappelijkheid, terwijl de realiteit helemaal anders is. De consensus van de voorspellers weerspiegelt eigenlijk hun grote onzekerheid over wat de toekomst zal bieden.”
Deze paradox is het gevolg van kopieergedrag bij economen die elkaar voorspellingen als belangrijkste factor beschouwen. De convergentie in de voorspellingen is voor De Grauwe “geen bewijs superieure inzichten van de economen, maar wel van hun collectieve onwetendheid.”
Ook voor Ivan van de Cloot wordt het te veel, hij verklaarde dat “weerpraatjes echte fysica lijken in vergelijking met economische voorspellingen.”