Seksisme, homofobie, racisme,… Alles wat ons verdeelt, verzwakt ons!

Deze zomer laaide het debat over seksisme en homofobie terug op. Aanleiding is een aantal gevallen van homofoob geweld in een café in Aalst, een park in Luik en buiten een holebicafé in Gent. Tegelijk wordt ook over seksisme gediscussieerd naar aanleiding van de vele opmerkingen die vrouwen krijgen in bepaalde Brusselse buurten. Onze mening is duidelijk: seksisme, homofobie, racisme,… zijn elementen die onze strijd tegen uitbuiting verzwakken omdat ze eengemaakt verzet moeilijker maken.

 

Seksisme en homofobie zijn niet verdwenen

De afgelopen jaren leefde in zowel de holebibeweging als de vrouwenbeweging de illusie dat de strijd zo goed als gestreden was. Met het bekomen van formele gelijke rechten en het wegwerken van wettelijke vormen van discriminatie, werden effectief stappen vooruit gezet. Maar dit betekent niet dat er echte gelijkheid werd bekomen.

Hoe kunnen we van gelijkheid spreken als vrouwen gemiddeld nog steeds ongeveer een kwart minder verdienen dan mannen? Als vrouwen dubbel zoveel kans hebben om in armoede te leven? Als vrouwen nog steeds tot 80% van het huishoudelijk werk verrichten? Ook is er enorm probleem met geweld tegen vrouwen. In ons land wordt een op de zeven vrouwen het slachtoffer van ernstig geweld binnen het gezin, een studie uit 1998 gaf aan dat 68% van de vrouwen in ons land ooit slachtoffer werd van fysiek en seksueel geweld.

Dat gaat samen met een opmars van seksisme vanuit commercieel oogpunt: seksisme verkoopt en doet verkopen. Dat het herleiden van de vrouw tot lustobject het machogedrag in de samenleving versterkt, is voor de bedrijven die meer winsten opstrijken uiteraard geen punt. Het levert bovendien nieuwe groeisectoren op zoals cosmetica. De wereldwijde schoonheidsindustrie, daarbij inbegrepen maquillage, plastische chirurgie, dieetproducten, enz. wordt geschat op een totale waarde van 160 miljard dollar per jaar. Bij jonge meisjes levert dit heel wat complexen op, in Europa vindt 54% van de meisjes tussen 10 en 14 jaar zich te dik.

Ook holebi’s kampen nog steeds met ongelijkheid en de afgelopen jaren was er een toename van homofoob geweld. Een Belgisch onderzoek uit 2000 stelde dat 33% tot 45% van de holebi’s tijdens het opgroeien zelfmoordgedachten heeft. 12,4% van de homojongens onderneemt effectief een zelfmoordpoging, bij hetero’s is dat 5,9%. Bij lesbische meisjes is dat 25% tegenover 5,4% bij heteromeisjes. Op school is er vaak sprake van geweld of pesterijen: 85% van de holebi-scholieren in Europa wordt het slachtoffer van homofoob geweld.

Nieuwe incidenten

Dit alles was al bekend voordat nieuwe incidenten leidden tot een hernieuwd debat. In Aalst werden twee homo’s op café aangevallen, in Luik werd een 61-jarige dakloze homo vermoord, in Gent werd een jonge homo achtervolgd en aangevallen nadat hij een holebicafé verliet. Vervolgens kwam er een reportage over seksistische opmerkingen in Brussel, een reportage gemaakt met een verborgen camera.

In het debat dat hierop volgde werd al snel uitgepakt met voorstellen om meer repressief op te treden. De gevestigde politici komen niet veel verder dan het idee van zwaardere straffen voor homofoob geweld en GAS-boetes voor seksistische opmerkingen. Ook werd in het geval van de seksistische opmerkingen in Brussel al gauw de aandacht gevestigd op het feit dat deze opmerkingen vaak van migrantenjongeren kwamen.

Als seksisme (en homofobie) cultureel bepaald zouden zijn, dan is het met de Vlaamse cultuur overigens niet veel beter gesteld als we pakweg de losse ‘Polletjes’ van voormalig journalist en politicus Van Den Driessche in rekenschap brengen. Die N-VA’er staat overigens niet alleen: bijna de helft van de vrouwen (46%) kwam al in aanraking met seksisme op het werk. Daarbij verklaarde 44% van de vrouwen al ooit een ongepaste opmerking over haar uiterlijk te hebben gekregen van een mannelijke collega.

Hoe antwoorden?

De toename van homofobie en seksisme vormen een probleem. Het is ook logisch dat de burgerlijke propaganda een verschillend effect heeft op verschillende lagen van de bevolking. In die wijken waar er een concentratie van problemen is, leidt dit vaak tot een brutalere en weinig subtiele vorm van seksisme. Dat zal er niet op verbeteren naarmate de bevolking van deze wijken, los van hun afkomst of culturele achtergrond, verder wordt geïsoleerd van de samenleving.

Bij een staking tegen het geweld op het Brusselse openbaar vervoer enkele jaren terug verklaarde een staker in de media: ‘Geef al die jongeren werk en de helft van de problemen is zo opgelost’. Werk is effectief de basis om deel uit te maken van de samenleving. Mensen in een uitzichtloze situatie hebben niets te verliezen en keren zich gemakkelijk tegen diegenen die het nog slechter hebben. Het is geen toeval dat er onder deze lagen een grotere openheid is voor racisme, maar dus ook voor seksisme en homofobie.

Net zoals er destijds bij de eerste electorale doorbraken van het VB tal van moralistische argumenten opdoken tegen het racisme van de kiezers van deze partij, wordt ook nu uitgepakt met moralistische argumenten waarbij de migrantengemeenschap wordt geviseerd. Meteen wordt het ongenoegen over homofobie en seksisme aangegrepen om racistische vooroordelen te stimuleren. Een dergelijke visie gaat voorbij aan de reële oorzaken van homofoob geweld, seksisme of racisme. Ook de roep naar meer repressie neemt de voedingsbodem voor geweld niet weg.

Om een einde te maken aan homofobie, seksisme, racisme en andere vormen van verdeeldheid, zullen we met moralistische argumenten of goedpraterij nergens geraken. Er is nood aan een offensief programma dat ingaat tegen de sociale tekorten op het vlak van werk, onderwijs, diensten,… Werk is de beste manier om mensen onderdeel te laten worden van de samenleving. Investeren in degelijk onderwijs is ook belangrijk om op school een degelijke en brede seksuele opvoeding mogelijk te maken. Het uitbreiden van de dienstverlening zou onder meer de druk van het huishoudelijk werk kunnen verzachten.

Om een dergelijk offensief programma te realiseren, is eengemaakte strijd nodig waarbij snel duidelijk zal worden dat de fundamentele tegenstellingen in de samenleving niet gebaseerd zijn op huidskleur, seksuele voorkeur of geslacht maar wel degelijk op de plaats in het productieproces: een handvol kapitalisten dat steeds rijker wordt (en daartoe niet aarzelt om verdeeldheid te stimuleren) tegenover de meerderheid van de bevolking die er steeds slechter aan toe is. De Occupybeweging kleefde er cijfers op: de 1% rijksten versus de 99% anderen. Alles wat de 99% verdeelt, verzwakt ons in de strijd tegen de 1%.

De arbeidersbeweging heeft hier een grote rol in te spelen. Dat kan door enerzijds consequent de strijd tegen het besparingsbeleid aan te gaan (en te koppelen aan een alternatief) en anderzijds ook door zelf doorheen het organiseren van de strijd in te gaan tegen alle mogelijke verdelende vooroordelen door een maximale eenheid van alle onderdrukten te realiseren.