De dringende taken voor de Tunesische revolte

Massale opstand brengt regime van Ben Ali ten val

Tunesië is vandaag een ander land dan een maand geleden. De machtige beweging van de massa’s hebben dictator Ben Ali aan de kant geschoven. De revolte ontwikkelde met een nooit geziene snelheid, dat is een uitdrukking van de enorme woede die de afgelopen decennia is opeengestapeld. Er was een algemene angst om over politiek te discussiëren, zelfs in private gesprekken. Dit is vervangen door een enorme politieke beweging, het begin van een revolutie.

 

Tunesië werd jarenlang aangeprezen door kapitalistische commentatoren en imperialistische landen als een van de meest stabiele regimes uit de regio. Het werd door IMF-topman Dominique Strauss-Kahn een maand geleden nog omschreven als een “model van economische ontwikkeling”. Vandaag ligt het regime in de lappenmand. Het toeristische paradijs met de prachtige stranden aan de Middellandse Zee heeft haar lelijke gezicht laten zien: het geweld en het bloedbad waarmee werd geprobeerd om de massale revolte de kop in te drukken, toonde het ware karakter van het brutale regime.

De revolutionaire beweging die de afgelopen maand is ontwikkeld in Tunesië is van groot historisch belang voor de massa’s van de volledige Arabische wereld en daarbuiten. Op een ogenblik dat er in veel landen een besparingsbeleid wordt gevoerd en de voedselprijzen maar blijven stijgen, is de beweging in Tunesië een voorbeeld voor veel arbeiders en jongeren. Deze beweging is de belangrijkste sociale opstand waarmee de Tunesische dictatuur de afgelopen jaren is geconfronteerd, het is wellicht de grootste beweging uit de geschiedenis van het land.

Alle opeenvolgende pogingen van Ben Ali om de situatie te kalmeren zijn mislukt. De heersende kliek van Ben Ali had alle steun onder de bevolking verloren. De regering werd ontbonden, er werden nieuwe verkiezingen aangekondigd binnen de zes maanden en de noodtoestand werd uitgeroepen. Toch moest de gehate president uiteindelijk het land ontvluchten. De betogers reageerden tevreden, tal van afbeeldingen van de dictator werden neergehaald.

Schokgolf doorheen de regio

De moedige strijd van de Tunesische jongeren en arbeiders zorgt voor een golf van paniek voor de regimes in de buurlanden. Hetzelfde was het geval bij de bondgenoten in Europa in de VS. De Amerikaanse president Obama stelde dat hij de “moed en de waardigheid van het Tunesische volk” steunde. Dat zal bitter overgekomen zijn bij de vele Tunesiërs die zich al jarenlang verzetten tegen hun regering die steeds door de VS werd gesteund. Obama steunt enkel een reeds gevestigd feit in de hoop dat dit een pro-imperialistisch resultaat kan bevorderen. Hij zal nooit overgaan tot het bekritiseren van regimes die als “bevriend” worden omschreven. Dat was waarom Washington met geen woord heeft gerept bij de overduidelijke fraude tijdens de verkiezingen in Egypte vorig jaar.

De franse regering reageerde op een zelfde wijze. Er werd gezwegen over het massale protest en de repressie in haar vroegere kolonie. Dat leidde tot heel wat woede onder de Mahrebijnse bevolking in Frankrijk. Uiteindelijk stelde minister van buitenlandse zaken Michèle Alliot-Marie voor dat Frankrijk de Tunesische regering zou bijstaan in het “herstellen van de veiligheid” en daarbij wees de minister op de Franse ervaringen op dat vlak. Dit maakt eens te meer het karakter van het Franse buitenlandse beleid duidelijk, in de beweging ziet het een gevaar voor haar investeringen.

De Tunesische opstand leidt tot een nieuw hoofdstuk in de revolutionaire ontwikkelingen in de Arabische wereld. Dat kan snel leiden tot een domino-effect bij dictaturen in de buurlanden. Het is geen toeval dat de regeringen van Jordanië, Marokko, Algerije en Libië de afgelopen week allemaal besloten om maatregelen te nemen waardoor de voedselprijzen dalen. Zij vrezen de mogelijkheid van gelijkaardige bewegingen in eigen land. “Iedere Arabische leider kijkt angstig uit naar Tunesië, terwijl iedere Arabische burger hoopvol en solidair naar het land kijkt”, twitterde een Egyptische commentator die in de Britse krant ‘The Guardian’ werd aangehaald (15 januari).

De revolte begon midden december in de kleine stad Sidi Bouzid en kende een snelle uitbreiding in ander delen van het land. Het ongenoegen ging al snel verder dan de eisen rond werkloosheid. Er was een algemeen ongenoegen tegenover het regime dat wanhopig probeerde te overleven. De enorme repressie van de politie op bevel van de heersende kliek heeft volgens mensenrechtenorganisaties geleid tot meer dan 70 doden. Er waren verslagen over het feit dat de politie met scherp schoot op een begrafenisstoet van een betoger die eerder was neergeschoten. Dat maakt duidelijk hoe ver het regime wilde gaan in de bescherming van haar macht. Het was een orgie van geweld zoals dit typisch is bij een regime waarvan het voortbestaan wordt betwist. Dit heeft de woede enkel vergroot en bovendien zorgde het voor internationale woede en protest. Er waren wereldwijd solidariteitsacties om het einde van de repressie te eisen.

De Tunesische massa’s hebben hun angst verloren om te protesteren tegen een steeds meer geïsoleerd regime. Ze kwamen in alle hoeken van het land in opstand. De hoofdstad Tunis, het economische centrum van het land, werd in de eerste weken van de beweging van protestacties gespaard. Aanvankelijk was het protest vooral beperkt tot de armere centrale en zuidelijke provincies. Maar eens het protest de hoofdstad aandeed, gebeurde dit op een erg krachtige wijze. Honderden jongeren kwamen op straat en riepen: “We zijn niet bang”. Ze vielen overheidsgebouwen aan in de arbeidersbuurt Ettadem in Tunis. De regering legde een straatverbod op tussen 20u en 5u30. ’s Nachts patrouilleerden gewapende troepen om de orde te handhaven. Dat volstond niet om het protest te stoppen, ook ’s nachts kwamen duizenden mensen op straat. De angst wisselde van kamp en sloeg toe bij de heersende elite.

Verdeeldheid bij het heersende kamp

De afgelopen dagen kwam er steeds meer kritiek vanwege een aantal ministers, ex-ministers en andere politici van de heersende partij RCD (Rassemblement Constitutionel Démocratique). Dit wees op een groeiende publieke kritiek op Ben Ali en de wijze waarop met het protest werd omgegaan. De verdeeldheid in het heersende kamp was een uitdrukking van de groeiende druk van onderuit. Een aantal figuren uit het regime probeerde zich al voor te bereiden op het “post Ben Ali” tijdperk en probeerde daarom om aansluiting te vinden bij de massabeweging. Delen van de heersende elite waren steeds meer bereid om Ben Ali aan de kant te schuiven teneinde de eigen belangen te verdedigen. Ze hoopten daarmee de revolte te laten kalmeren.

De groeiende tegenstellingen kwamen ook tot uiting in het leger. De militaire topman generaal Rachid Ammar werd op 9 januari afgezet omdat hij weigerde het bevel te geven om het protest te onderdrukken. Hij gaf openlijke kritiek op het buitensporige geweld tegenover de betogers. Er waren tal van gelijkaardige uitspraken vanwege soldaten, veel soldaten stelden dat ze niet zouden schieten op hun broers en zussen. Op bepaalde plaatsen verbroederden betogers en soldaten en beschermden de soldaten de betogers tegen de politie.

Dat is waarom het leger afgelopen donderdag uit de hoofdstad Tunis werd weg gehaald en vervangen door de politie en andere veiligheidsdiensten die doorgaans worden gezien als meer loyaal tegenover het regime. Maar zelfs delen van de politie waren onder de invloed van de beweging. De krant New York Times bracht het verhaal van twee agenten die op kwade betogers aan het politiekantoor in Tunis inpraatten om hen ervan te overtuigen dat ze beter zouden gaan protesteren aan de kustvilla’s van de kliek rond de president. Een betoger stelde: “De agenten zijn armen zoals ons. Ze zeiden: ga naar de chique villa’s, dat is logischer.”

De revolutie moet inspelen op de verdeeldheid binnen het staatsapparaat om de eigen krachten te versterken. Het vertrek van Ben Ali betekent immers niet dat het oude staatsapparaat met de enorme repressiemachine is verdwenen. Naast het leger zijn er zowat 80.000 tot 120.000 mensen die deel uitmaken van veiligheidsdiensten van de overheid. Ondanks het begrijpelijke gevoel van euforie omwille van het vertrek van Ben Ali, is het belangrijk te beseffen dat het revolutionaire proces nog maar is begonnen. Er moeten antwoorden worden geboden op alle gevaren en dat moet gebeuren met een correcte politieke benadering. Reactionaire krachten van binnen of buiten het staatsapparaat kunnen gebruik maken van de verwarring om initiatieven te nemen en een harde repressie te voeren tegen progressieve krachten, vakbonden, jongeren,…

Er is nood aan een klassenoproep aan de gewone soldaten en anderen in de veiligheidsdiensten om hen aan de kant van de revolutie te halen. Er moeten democratisch verkozen comités van soldaten worden opgezet om dit proces mee mogelijk te maken. Dat moet de basis zijn om in het leger een einde te stellen aan alle reactionaire elementen en collaborateurs van het oude regime.

Er zijn berichten over plunderingen, het leegroven van huizen en winkels, het in brand steken van gebouwen en fysieke aanvallen op mensen. Er zijn sterke vermoedens dat de politie daarbij betrokken is of toch alleszins criminelen die werden gesteund vanuit het vroegere regime. Die moeten aantonen dat het zonder Ben Ali “chaos” is en dat dit de schuld van de betogers is.

De kwestie van de orde wordt door de voorlopige autoriteiten gebruikt om het behoud van de noodtoestand te rechtvaardigen. Er worden ook beperkingen opgelegd op de democratische vrijheden. Dit moet worden bestreden door de vorming van democratisch verkozen gewapende arbeiderscomités ter verdediging van de wijken en de bevolking tegen willekeurig geweld, van waar dat geweld ook komt. Er wordt bericht dat de bewoners van de Noordelijke kuststad Gammarth zich effectief organiseren om de wijken te beschermen tegen de milities van het regime. Dergelijke voorbeelden moeten ook elders navolging krijgen om de veiligheid te organiseren tegenover de wraak van reactionaire elementen.

De bochten van Ben Ali hebben zijn ondergang niet kunnen vermijden

Ben Ali was wanhopig in de zoektocht naar een manier om aan de macht te kunnen blijven. Hij ontsloeg de minister van binnenlandse zaken, Rafik Belhaj Kacem (het hoofd van de politie), op woensdag. Hij hoopte wellicht dat de minister als zondebok zou kunnen dienen bij de betogers. Net zoals eerdere ontslagen van ministers, heeft dit de betogers niet gekalmeerd. Ben Ali probeerde vervolgens met beloften de rust te laten weerkeren. Hij deed de ene toegeving na de andere.

Op donderdag kwam hij op televisie beloven dat hij in 2014 geen kandidaat zou zijn om zichzelf op te volgen. Hij gaf het bevel om niet langer met scherp op betogers te schieten. Verder kondigde hij aan dat de internetcensuur zou worden gestopt en dat er een volledige persvrijheid kwam, meer politiek “pluralisme” en prijsverlagingen voor brood, melk en suiker. Dit was een grote bocht tegenover het vroegere beleid. Maar de maatregelen volstonden niet om de betogers van de straten te halen. Die zagen de aankondigingen als een teken van zwakte en dat versterkte de bereidheid om te protesteren. Het maakte de betogers duidelijk wat hun eigen krachten waren en dat was een aanzet om radicaler uit de hoek te komen. Vrijdag was er een betoging met duizenden aanwezigen in Tunis. De betogers riepen slogans als: “Neen aan Ben Ali, de opstand gaat verder”, “Ben Ali moordenaar”, “Weg met Ben Ali”, “Weg, weg weg… Het spel is uit.” De eisen waren duidelijk: Ben Ali moest onmiddellijk weg.

De toegevingen van Ben Ali waren slechts beperkte hervormingen die deel uitmaakten van een wanhopige poging om verdere strijd te vermijden aangezien deze strijd de fundamenten van de kapitalistische belangen begon te bedreigen. Het feit dat Ben Ali effectief is moeten vluchten, was een belangrijk onderdeel van de eisen van de beweging. Maar instinctief stellen de betogers heel het systeem waarop de macht van Ben Ali was gebaseerd in vraag.

De ijzeren greep van Ben Ali en zijn familie, die op basis van enorme corruptie en plunderzucht de controle behielden, op grote delen van de rijkdom en de winstgevende zakenactiviteiten in het land, staat symbool voor de arrogante en corrupte macht van de rijke Tunesische kapitalistische klasse. “Neen, neen aan de Trabelsis die de begroting plunderen”, was een populaire slogan. Deze slogan richt zich tegen de tweede vrouw van Ben Ali, Leila Trabelsi, en haar familie. Die familie heeft grote belangen in heel wat Tunesische bedrijven. “Zowat de helft van de Tunesische zakengemeenschap heeft een connectie met Ben Ali doorheen huwelijken en heel wat van deze relaties worden uitgebreid gebruikt door de betrokkenen.” Dat was wat een Amerikaanse ambassadeur stelde volgens een recent uitgelekt WikiLeaks-document. Donderdag verlieten een aantal familieleden van Ben Ali het land al. Ze waren bang voor de gevolgen van de revolutionaire beweging. Zo vluchtte de miljardair Mohamed Sakher el Materi, de schoonzoon van Ben Ali, naar zijn villa in Montreal.

Welke perspectieven voor de beweging?

Ben Ali is van de macht verdreven, maar er is tot nu toe jammer genoeg nog geen onafhankelijke politieke kracht van de arbeidersbeweging ontstaan om richting te geven aan de spontane uitbarsting en om initiatieven te nemen om te komen tot een politieke en sociale revolutie waarmee de samenleving kan worden veranderd. Daartoe is een breuk met het kapitalisme nodig en moet een plan worden opgemaakt om de samenleving te organiseren op socialistische basis waarbij de belangen van de meerderheid van de bevolking centraal staan en waarbij het probleem van de werkloosheid wordt aangepakt door iedereen een degelijke job te bezorgen en de wil voor democratische rechten in te lossen.

De afwezigheid van een leiding met een duidelijk socialistisch programma en die in staat is om volgende stappen van de beweging uit teleggen, kan leiden naar tijdelijke pauzes in de beweging. Het politieke vacuüm laat de mogelijkheid open voor allerhande krachten om van de situatie gebruik te maken. In deze omstandigheden is een staatsgreep door een deel van het leger niet uitgesloten. Dat deel van het leger kan zichzelf opwerpen als een democratische kracht die het oude regime eens zal opruimen. Zo’n staatsgreep zou mogelijk zelfs een tijdlang een zekere steun kunnen genieten. Aan de andere kant zijn er een aantal burgerlijke oppositieleiders die op de beweging proberen in te spelen. De belangrijkste oppositieleider, Najib Chebbi van de Progressieve Democratische Partij, noemde de toespraak van Ben Ali afgelopen donderdag “erg goed”. Mustafa Ben Jaafar van het Democratisch Forum voor Werk en Vrijheid, stelde dat deze toespraak “openingen bood.” Dit soort figuren zal zich mogelijk opwerpen als alternatieven, maar dan wel om de oude orde te behouden.

Vrijdagavond kondigde premier Mohamed Ghannouchi aan dat hij de macht overnam omdat Ben Ali “tijdelijk niet in staat was zijn functies uit te oefenen.” Ondanks die aankondiging hield het protest aan en eisten betogers het ontslag van Ghannouchi. Hierop werd de voorzitter van de Kamer, Fouad Mebazaa, aangesteld als interimpresident. De grondwet vereist dat er nu binnen de 60 dagen nieuwe presidentsverkiezingen komen. De traditionele politici willen daar gebruik van maken om de heroïsche strijd van de massa’s een mes in de rug te bezorgen. Ghannouchi is een econoom die al heel zijn politieke loopbaan aan de kant van Ben Ali heeft gestaan, Mebazaa maakt eveneens deel uit van dezelfde corrupte politieke elite. Een Tunesische activist, Youssef Gaiga, stelde op Al-Jazeera: “De mensen weten niet of ze die figuur kunnen vertrouwen want hij was ook een deel van het establishment. Hij was deel van de politieke partij die 23 jaar over het land heeft geregeerd en hij was erg betrokken bij de vorige regering, die zoals we weten een dictatuur was.”

De massa’s hebben hun energie, opofferingen en bloed niet gelaten opdat andere leden van de heersende elite de plaats van Ben Ali zouden innemen. De eerste dag na de vlucht van Ben Ali zette de regering al het leger, de politie en de veiligheidsdiensten in op straat. Dat is een waarschuwing voor de arbeiders, werklozen, jongeren en de armen in de steden en op het platteland. Officieel was dit om de “orde en rust” te herstellen, maar dit was niet het soort rust en orde dat de arbeiders willen. De vroegere bondgenoten van Ben Ali willen een orde waarin zij zelf de macht in handen houden. Dat maakt duidelijk waarom de arbeiders zich moeten organiseren en eigen onafhankelijke massa-organisaties moeten opzetten om een revolutionaire strategie te ontwikkelen waarmee ze uit de huidige impasse kunnen geraken en waarmee ze kunnen vermijden dat hun revolutie hen van bovenaf wordt ontnomen.

Arbeiders en jongeren mogen geen enkel vertrouwen stellen in een herschikking van de macht onder dezelfde plunderende en moordende kliek van bandieten. Het repressieve apparaat van het oude regime mag niet blijven bestaan en de oude regering kan niet aan de macht blijven. De roep naar een “regering van nationale eenheid” die wordt gesteund door verschillende oppositiepartijen, heeft enkel zin indien dit een regering is die zich baseert op de eenheid van de arbeidersklasse en alle onderdrukten, een regering die de massa’s in strijd vertegenwoordigt en bereid is om in te gaan tegen al wie verantwoordelijk was voor het regime van Ben Ali. Zo’n regering zou zich moeten verzetten tegen een compromis met alle vroegere kapitalistische heersers, los van het feit of ze nauw samenwerkten met Ben Ali of iets minder nauw. Iedere andere vorm van ‘eenheid’ betekent het neutraliseren van de revolutionaire beweging en betekent dat gebruik wordt gemaakt van die beweging om een kliek onderdrukkers te vervangen door een andere kliek. Echte vrije verkiezingen moeten worden georganiseerd onder de democratische controle van de arbeiders. Dat is de enige manier waarop kan worden vermeden dat aanhangers van het oude regime de revolutie op een zijspoor zetten.

De vraag wie de controle heeft op de rijkdom van het land en de productiemiddelen is een centrale kwestie voor de beweging geworden indien er wordt gezocht naar antwoorden op de werkloosheid en de armoede. Zolang de economische verhoudingen op een kapitalistische basis worden georganiseerd, staat enkel de winst van een kleine minderheid centraal en kan geen fundamentele verandering van de levensvoorwaarden van de meerderheid worden bekomen. Enkel de georganiseerde arbeidersklasse kan zo’n verandering teweeg brengen door de commandoposten over de economie onder haar controle te plaatsen.

Een deel van de leiding van de vakbondsfederatie UGTT (Union Générale des Travailleurs Tunisiens) onderhield jarenlang goede relaties met de dictatuur. Zo bevestigde de algemene secretaris van de UGTT zijn steun aan Ben Ali nog een paar dagen voor Ben Ali het land ontvluchtte. Maar toch bleek de UGTT uiteindelijk sterk onder druk te staan van de beweging en de revolutionaire golf onder de 500.000 vakbondsleden. De bond zag zich verplicht om tot actie op te roepen. “De UGTT steunde het regime sinds het einde van de jaren 1980 en riep in 2009 nog op om Ben Ali te herverkiezen. De rol van de vakbond veranderde sinds het begin van de beweging op 17 december 2010 in Sidi Bouzid. Er waren heel wat discussies in de lokalen van de regionale vakbondsafdelingen. Eind december dreigde de algemene secretaris van de UGTT met een strafrechtelijke vervolging van wie aan zo’n vergaderingen deelnam. De dag na kerstmis, was het duidelijk dat de beweging die voorheen gebaseerd was op dissidente afdelingen van de vakbond zoals onder het postpersoneel en in het onderwijs, geleidelijk alle vakbondsafdelingen voor zich had gewonnen.” (Mediapart, 12/01/2011)

Er waren grote algemene stakingsacties in Sfax, Sousse, Kasserine, Tunis. De hoofdstad was er een oproep van de vakbondsleiders om niet te betogen tijdens de algemene twee-urenstaking op vrijdag, maar de stakers volgden dat ordewoord niet en trokken toch de straat op. Deze strijd tegen het oude regime moet worden uitgebreid en gecoördineerd om desnoods doorheen een algemene staking een einde te maken aan het bewind van de vroegere bondgenoten van Ben Ali, volledige democratische rechten in te voeren en een regering van arbeiders en armen te vestigen. Het opzetten van democratisch gecontroleerde comités die door de arbeiders zelf worden verkozen op hun werkplaats is daartoe noodzakelijk. Er zijn gelijkaardige comités nodig in de wijken en de dorpen, zodat de strijd overal van onderuit wordt gecontroleerd en zodat iedere politieke organisatie op democratische wijze standpunten naar voor kan brengen over het verdere verloop van de beweging. Deze comités kunnen zich vervolgens lokaal, regionaal en nationaal organiseren om de basis te leggen voor een regering van arbeiders en armen.

Een dergelijke regering zou de grote bedrijven en banken uit de handen van de heersers halen die er vandaag de controle over hebben. In deze regering zou iedere vertegenwoordiger niet meer verdienen dan een gemiddeld arbeidersloon en zou er permanente afzetbaarheid zijn. De sleutelsectoren van de economie zouden onder publiek bezit worden geplaatst met een democratische controle en beheer door de volledige arbeidersbevolking. Dat zou de basis vormen voor een socialistische heropbouw van de samenleving op basis van een democratische planning van de economie. Dat zou een inspiratie vormen voor de massa’s van de volledige regio.

Wij verdedigen de volledige erkenning van alle democratische rechten, vrije meningsuiting, vrijheid van vergaderingen, persvrijheid en het onmiddellijk stopzetten van de noodtoestand. We roepen op voor de onmiddellijke vrijlating van alle politieke gevangen en voor het opzetten van arbeidersrechtbanken waarvoor de criminelen, moordenaars en folteraars van het vroegere regime worden berecht. De toekomst van Tunesië mag niet beslecht worden door een akkoord tussen elementen van het oude regime en de pro-kapitalistische oppositieleiders. In de plaats daarvan moeten er volledig vrije verkiezingen komen voor een revolutionaire grondwetgevende vergaderingen waarin vertegenwoordigers van de arbeiders en de armen kunnen beslissen over de toekomst van het land.

We roepen op tot internationale solidariteitsacties met de Tunesische strijd. Dat kan mee bijdragen aan het organiseren van internationale steun voor de Tunesische revolutie die in de steigers staat.