Van apartheid tot Marikana – de strijd voor sociale rechtvaardigheid gaat door

De strijd van de mijnwerkers bij Marikana heeft de situatie in Zuid-Afrika veranderd. Er is een terugkeer van arbeidersstrijd. De staking heeft zich als een lopend vuurtje verspreid in andere mijnen. Het feit dat loonsverhoging werd bekomen, versterkte het hernieuwde zelfvertrouwen van de Zuid-Afrikaanse arbeidersbeweging.

Midden augustus werden meer dan 40 mijnwerkers omgebracht in een operatie die deed denken aan “de ergste bloedbaden onder het apartheidsregime” (Business Day, 17 augustus). Het bloedbad schokte de Zuid-Afrikaanse samenleving en het bracht de strijd van de mijnwerkers op de voorgrond met een enorme lokale en internationale solidariteit en steun.

De strijd deed oudere arbeiders denken aan de jarenlange beweging tegen de apartheid. Ook jongeren raakten hierdoor geïnteresseerd in wat al die jaren geleden is gebeurd. Het was in 1994 dat de meerderheid van de Zuid- Afrikaanse bevolking, de zwarte bevolking, eindelijk stemrecht kreeg.

Hiermee kwam er een einde aan de apartheid en kwam een eerste regering onder leiding van het ANC (African National Congress) aan de macht. De hele wereld hield zijn adem in toen Nelson Mandela op 11 februari 1990 na 27 jaar uit de gevangenis kwam. De hoop en de dromen van de meerderheid van de bevolking werden op de schouders van Mandela gelegd. Er werd gehoopt op een nieuw Zuid-Afrika zonder onderdrukking en uitbuiting door het blanke minderheidsbewind. De vrijlating van Mandela kwam er na jaren van harde en moeilijke strijd. Het apartheidsregime probeerde de revolutie in bloed te smoren.

Er was het bloedbad in Sharpeville in 1960 of de heroïsche jongerenopstand in Soweto in 1976, waarbij zowat 100 jongeren door de politie werden vermoord. De bewegingen toonden de vastberadenheid van de massa’s om een einde te maken aan de apartheid.

Dat de roep naar een revolutionaire verandering breed werd gedragen, kwam ook tot uitdrukking in het Vrijheidscharter dat in 1955 door het ANC werd aangenomen. Dat charter sprak zich uit voor de nationalisatie van de commandoposten van de economie: “De nationale rijkdom van ons land, de erfenis van de Zuid-Afrikanen, moet aan de bevolking toekomen. De minerale rijkdommen onder de grond, de banken en de industriële monopolies moeten in het bezit van de volledige bevolking komen.”

Arbeidersstrijd

Tussen 1961 en 1974 verdubbelde het aantal zwarte arbeiders in de Zuid- Afrikaanse industrie. Het zorgde er meteen voor dat de georganiseerde arbeidersklasse op het toneel verscheen. Dat gebeurde onder meer bij de dokwerkersstaking van 1973, een staking die de situatie in het land veranderde. De massale stakingsacties vonden een enorme weerklank in de rest van de wereld. Er was een golf van solidariteit met betogingen, acties en een boycotcampagne.

Veel gewone werkenden die politiek bewust werden in deze periode keken enorm op naar de strijd in Zuid-Afrika.

De arbeidersstrijd van de vroege jaren 1980 leidde tot het ontstaan van de vakbondsfederatie Confederation of South African Trade Unions (Cosatu) in 1985. In 1987 nam Cosatu het Vrijheidscharter aan, waarbij het stelde “Socialisme betekent vrijheid.” De grootste vakbond binnen de federatie, de mijnwerkersvakbond National Union of Mineworkers (NUM), werd toen geleid door de nog militante Cyril Ramaphosa en stond vooraan in strijd- bewegingen. Er kwam een reeks algemene stakingen die het land onbestuurbaar maakten en bijdroegen tot het einde van de apartheid.

Twintig jaar na het einde van de apartheid blijft weinig over van de hoop en de dromen van de arbeiders die tot uiting kwamen in het Vrijheidscharter.

Met de val van de stalinistische dictaturen in het Oostblok verdween de dreiging van de vestiging van nieuwe marionetregimes. Tegelijk schoven veel arbeidersorganisaties onder druk van het neoliberale ideologische offensief naar rechts op. Het zorgde er in Zuid-Afrika voor dat het blanke regime van FW De Klerk een mogelijkheid zag van een akkoord van machtsdeling met het ANC.

De fundamentele economische belangen van het kapitalisme waren niet bedreigd omwille van de bocht naar rechts van de ANC-leiding die hiermee verraad pleegde aan de revolutionaire strijd.

Falen van het ANC

Vandaag is Zuid-Afrika het meest ongelijke land ter wereld. De rijkste 10% van de bevolking is goed voor 60% van het totale inkomen. De armste helft van de bevolking komt aan minder dan 8% van het inkomen.

Bijna een kwart van de Zuid- Afrikaanse gezinnen lijdt iedere dag opnieuw honger. Een gemiddelde arbeider verdient 18 Rand (1,6 euro) per dag, maar 44% van de werkenden (zes miljoen mensen) heeft minder dan 0,9 euro per dag. Een kwart van de bevolking zit zonder werk, onder jongeren is dat de helft.

Dit betekent dat de arbeiders in een verschrikkelijke armoede blijven leven. Een mijnwerker vertelde hierover: “We zitten acht uur onder de grond. Het is er bloedheet en er is geen daglicht. Er is soms een gebrek aan lucht en we krijgen dan lucht via een buis. Bovengronds is er in mijn woning geen elektriciteit of lopend water. Het toilet buiten wordt gedeeld met twee andere gezinnen.” (The Guardian, 7 september 2012)

Behalve de korte periode van heropbouw en ontwikkeling in de eerste jaren, waarbij er beperkte verbeteringen waren voor de zwarte arbeiders, voerde het ANC een agressief neoliberaal economisch beleid met massale privatiseringen van publieke diensten zoals elektriciteit en water. Dat heeft geleid tot een toegenomen armoede onder de arbeiders.

Het neoliberale beleid leidde tot tal van strijdbewegingen voor betere huisvesting en diensten. Het stopzetten van de subsidies voor watertoevoer in Kwa Zulu Natal in 2000 leidde tot de grootste epidemie van cholera in de geschiedenis van het land. Arbeiders trokken immers naar rivieren en meren om te drinken omdat ze zich de nieuwe dure watertoevoer niet konden permitteren. Er waren massale stakingen van de publieke sector tegen het privatiseringsbeleid. Dat was het geval in 2007 en 2010. Deze stakingen leidden tot spanningen binnen het ANC en de tripartite alliantie van ANC met Cosatu en de Zuid-Afrikaanse Commmunistische Partij (SACP). De spanningen kwamen er omdat het ANC-leiders bewuste agenten zijn geworden van de grote bazen en het kapitalisme.

Ook een aantal leiders van Cosatu hebben zich in de rangen van de elite opgewerkt en hebben strijdbewegingen de rug toegekeerd. Cyril Ramaphosa kreeg vorig jaar als niet-uitvoerende directeur van het mijnbedrijf Lonmin een jaarloon van 75.000 euro. Hij staat symbool voor de kloof tussen de nieuwe zwarte elite en de armoede onder de meerderheid van de bevolking.

Een socialistisch alternatief

Het bloedbad van Marikana heeft de geloofwaardigheid van het ANC verder ondermijnd. Het ANC maakte duidelijk dat het eenzelfde angst en afkeer heeft tegenover de gewone werkenden als de kapitalisten. “Het ANC was onderdeel van de zwarte geest, de zwarte ziel. Het nam bijna mystieke proporties aan. Maar nu is het geloof erin verdwenen. De band is gebroken en dat gebeurde op televisie.” (The Guardian, 7 september 2012).

Naarmate de globale economische recessie dieper wordt, probeert het patronaat met de steun van de ANC-regering om de factuur van de crisis op kap van de arbeiders af te wentelen. Dat zal niet alleen leiden tot nieuwe strijdbewegingen, maar het kan ook leiden tot verdeeldheid binnen de tripartite alliantie en binnen het ANC zelf.

De Democratic Socialist Movement, onze zusterorganisatie in Zuid-Afrika, staat vooraan in het organiseren van de arbeidersstrijd. We hebben in Marikana en op nationaal vlak een stakerscomité opgezet dat buiten de bestaande vakbondsstructuren bestaat. Met dit stakerscomité kunnen de arbeiders hun eigen strijd in handen nemen. De enthousiaste steun voor het stakerscomité, het idee van een algemene staking en het idee van een nieuwe massale arbeiderspartij geeft aan dat er een enorm potentieel is. Dat wordt versterkt door de internationale solidariteit. Het potentieel moet benut worden om met de werkende bevolking tot fundamentele verandering te komen.