Ondanks de ‘gratis’ passers en pennen… Ongelijkheid in onderwijs neemt toe

Drie september. Het nieuwe schooljaar begon weer voor tienduizenden kinderen. Lagere scholen voorzagen verplicht een resem schoolmaterialen zoals schrijf- en tekengerei, meetmateriaal, kompas en passer. Een nobele maatregel, alleen gaan ondertussen de besparingen in het hele onderwijs verder. We staan verder dan ooit van een gratis en toegankelijk onderwijssysteem.

Volgens het Hoger Instituut van de Arbeid zijn de gemiddelde schooluitgaven voor het secundair onderwijs meer dan het dubbele in vergelijking met het basisonderwijs (1.106 euro voor de derde graad secundair onderwijs tegenover 491 euro voor het vijfde-zesde leerjaar). De echte moeilijkheden voor veel ouders beginnen in het middelbaar en zijn er zeker bij hogere studies. Bovendien betekent gratis materiaal op school niet dat ouders deze spullen niet meer moeten aanschaffen voor het huiswerk thuis. En, zo schreef een ouder in De Standaard, “de grootste schoolkost is een computer. Ook voor kinderen in het basisonderwijs heb je die al nodig”.

Scholen blijven een spiegel van de ongelijkheid in de maatschappij. Als we kijken naar de noden, is het onderwijs sinds de jaren 1970 structureel ondergefinancierd. De enveloppefinanciering zorgde voor te grote klassen (meer dan 15 leerlingen) waardoor er minder aandacht gaat naar de individuele begeleiding van de zwakkere scholieren en studenten. Het zorgde er ook voor dat meer en meer scholen moeten bedelen om de gebouwen opgelapt te krijgen. Het tekort aan personeel tenslotte leidde tot meer administratief werk voor leraren en directeurs, minder tijd voor lesvoorbereidingen en naschoolse begeleiding.

 

Decennia van besparingen

In de jaren zeventig werd nog 7% van het BBP besteed aan het onderwijs. Ondertussen is dat gedaald tot 4,9%! De studiekost daarentegen is gestegen met 40 tot 60% tussen 1986 en 1999.

Sinds de jaren 1970 is een veelbeproefde taktiek van de regeringen om, telkens wanneer er bespaard moet worden, scholen tegen elkaar uit te spelen. Dat was niet nieuw, reeds in de beruchte schoolstrijd van de jaren 1950 werden het gemeenschapsonderwijs en het katholieke onderwijs tegen elkaar uitgespeeld. Enkel het gemeenschapsonderwijs kreeg toen extra middelen, waardoor de verdeeldheid werd versterkt en het katholiek onderwijs zich sterker op zichzelf ging organiseren. Bij de besparingen vandaag worden alle netten getroffen.

Verdeel-en-heers was ook het motto voor de regionalisering van het onderwijs. Hierdoor kampte het Franstalig onderwijs met een tekort aan middelen waardoor bespaard werd. Het Nederlandstalig onderwijs volgde kort daarop met onder meer de enveloppefinanciering. Gevolg van decennia besparingen: er is overal een tekort aan middelen, in alle netten en over de taalgrenzen heen.

 

Gelijke kansen?

Meer en meer worden de kosten van het onderwijs overgeheveld van de staat naar de ouders en de studenten. In het hoger onderwijs bijvoorbeeld worden betaalbare sociale voorzieningen (maaltijden, koten, financiele tegemoetkomingen, lagere inschrijvingsgelden…) afgebouwd. Studenten zoeken meer en meer een bijbaan, ook tijdens het academiejaar, en kiezen voor opleidingen van het korte type.

In het secundair ontstond er een tweestromenland tussen rijke en arme scholen, zowel in het katholiek als het gemeenschapsonderwijs. Ouders krijgen steeds duurdere rekeningen voorgeschoteld, wat voor “sommige scholen een deel van de stategie is om de kansarmen buiten te houden”, aldus Roger D’Hondt van de vzw Schulden op School. De kansarme scholieren, waaronder ook de allochtonen, worden hierdoor geconcentreerd in probleemscholen, terwijl net zij het meeste begeleiding nodig hebben. De middelen hiervoor zijn, net als voor het inclusief onderwijs, ondermaats. Bovendien houdt dit alles het “watervalsysteem” in stand.

 

7% van het BBP voor onderwijs!

Het is de besparingspolitiek van de regeringen die hiervoor de volledige verantwoordelijkheid draagt. Volgens studies is er 250 miljoen euro nodig om het onderwijs op alle niveaus gratis te maken. Onrealistisch? Ter vergelijking: de fiscale fraude wordt jaarlijks op 15 tot 20 miljard euro geschat. Daarom eisen we onmiddellijk een noodplan voor de herfinanciering van het hele onderwijs met overheidsmiddelen.

ACOD-VUB geeft het voorbeeld: al jaren brengt deze strijdbare vakbondsdelegatie de eis “7% van het BBP naar onderwijs (meer mag ook)!” naar voor op betogingen en acties. Een nationaal actieplan van personeel en jongeren rond deze eis zou enorme steun van de bevolking kunnen krijgen. Op de traditionele partijen hoeven we hiervoor natuurlijk niet te rekenen.

Enkel een volledig gratis en dus toegankelijk onderwijs kan ervoor zorgen dat alle kinderen en studenten dezelfde kansen krijgen. Het onderwijs is een recht, geen voorrecht. Sluit aan bij LSP/MAS en de ALS/EGA om de strijd voor democratisch en gratis onderwijs te voeren!