De Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) en Fédération des Etudiants francophones (FEF) zijn een campagne gestart tegen de fors gestegen studiekosten voor het hoger onderwijs. Zij wijzen erop dat België in 1983 het Pact van New York van de Verenigde Naties heeft ondertekend. Dat bepaalt in artikel 13 dat hoger onderwijs toegankelijk moet worden voor iedereen, onder meer door het geleidelijk gratis te maken. Voor het eerst sinds lang zien we ook een oude eis van de Actief Linkse Studenten opnieuw opduiken nl. die van een studieloon.
Intussen bedraagt de jaarlijkse studiekost gemiddeld 6.000 tot 7.000 euro voor wie thuis studeert en 10.000 tot 12.000 euro voor kotstudenten. Vooral inschrijvingsgelden, huisvesting, vervoer en voeding nemen een grote hap uit het budget. Langs Nederlandstalige kant is er geen recent onderzoek, het laatste is intussen zowat 10 jaar oud.
Tien jaar geleden bedroeg het gemiddelde inschrijvingsgeld aan een hogeschool 355 euro en aan de universiteit 389 euro. Nu is dat bijna overal 535 euro. De prijzen voor huisvesting zijn op tien jaar tijd met ongeveer 60% gestegen. Daarnaast zijn er de algemene prijsstijgingen, onder meer inzake voeding en energie (waardoor ook de transportprijzen duurder worden). Bovendien zijn er extra kosten bijgekomen. Probeer maar eens te studeren zonder computer en internetverbinding!
Om daar iets aan te doen, is er nood aan investeringen in de toegankelijkheid van het hoger onderwijs: meer middelen voor sociale diensten zoals huisvesting, goedkope maaltijden, gratis internet, toegang tot computers,… Dit vereist ook meer personeel dat bovendien een degelijk loon moet krijgen en niet via nepstatuten. De middelen hiervoor moeten komen van de overheid door het optrekken van het budget voor onderwijs tot 7% van het Bruto Binnenlands Product (bbp), een eis die al jaren wordt verdedigd door de Actief Linkse Studenten en ook door ABVV-VUB.
Marktdenken versterkt de ongelijkheid in het onderwijs
Eind november waren er bij Franstalige scholen wachtrijen van ouders die hoopten hun kinderen in de school van hun keuze in te schrijven. Dit fenomeen herhaalde zich de afgelopen weken langs Nederlandstalige kant. Ook hier kwamen er berichten van studenten die tegen betaling in de rij gingen staan. Eén jobstudent kreeg 1.000 euro voor die opdracht.
Deze praktijken zijn relatief nieuw bij het secundair onderwijs. Het is een resultaat van een groeiende invloed van het marktdenken op het onderwijs met een bijhorende toename van de kloof tussen kwalitatief goede scholen en “vuilbakscholen”. In 47% van de secundaire scholen is er een uitgesproken arm of rijk karakter. De “rijke” scholen scoren gemiddeld 32,4% beter dan het niveau van de “arme” scholen.
De sociale ongelijkheid bleek in 2003 reeds in het onderzoek PISA (Program for International Student Assessment). Daaruit bleek dat bij de 10% armste kinderen de helft op 15-jarige leeftijd al een vertraging kent op school, bij de rijkste 10% is dat slechts één op tien. Bij de rijkste 10% zit 88,5% op 15-jarige leeftijd in het ASO, bij de armste 10% is dat slechts 10%. Langs Franstalige kant gaat het om respectievelijk 83% en 11%.
Momenteel is er geen tendens naar een grotere gelijkheid, de kloof tussen arm en rijk in de samenleving neemt toe en bijgevolg ook in het onderwijs. In Groot-Brittannië stelde onderwijsminister Jim Knight zelfs dat hij geen probleem heeft met klassen van 70 leerlingen in het secundair! Wie zich geen elite-onderwijs kan permitteren, wordt verbannen naar scholen met te weinig middelen en weinig hoop op een betere toekomst.