Wetenschappelijk onderzoek steeds meer afhankelijk van bedrijfswereld

Het wetenschappelijk onderzoek aan de universiteiten is steeds meer afhankelijk van private investeerders. Dat leidt uiteraard tot de vraag in welke mate er dan nog sprake kan zijn van onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek. Het tekort aan publieke middelen zorgt ervoor dat gezocht wordt naar andere middelen. Maar dat leidt natuurlijk tot een grotere interesse in die richtingen die de grote bedrijven iets kunnen opleveren.

 

Aan de KULeuven zijn er naast gewone contracten met bedrijven voor onderzoek ook nog eens 68 leerstoelen gefinancierd door grote bedrijven. Dat kost 65.000 euro per leerstoel en uiteraard wordt het meestal verbonden met onderzoek dat het bedrijf goed uitkomt. Door een deel van het onderzoek uit te besteden aan de universiteiten, moeten de bedrijven niet zelf investeren in eigen onderzoek. Bovendien wordt ervoor gezorgd dat het onderzoek aan de universiteiten zich richt op datgene wat de bedrijven willen en ook de eigendomsrechten voor de commerciële toepassing van het onderzoek zit meteen bij de bedrijven. Voor de bedrijfswereld is dit bijgevolg erg interessant. Het kan een groot deel van het eigen onderzoek overnemen en dat tegen een veel goedkopere prijs.

In Leuven komt een kwart van de middelen voor wetenschappelijk onderzoek uit de bedrijfswereld, aan de Gentse universiteit gaat het om bijna de helft. Ook aan de Antwerpse universiteit gaat het om zowat de helft van de middelen, aan de VUB om zo’n 20%. Tien jaar geleden werd 15% van de middelen voor wetenschappelijk onderzoek in Leuven betaald door privébedrijven, nu is dat 25%. In Leuven zouden de bedrijven vooral geïnteresseerd zijn in elektronica, telecommunicatie, automobielindustrie en biofarmacie.

Het is natuurlijk de vraag wat de gevolgen hiervan zijn op de inhoud van het onderzoek en de richting waarin dit onderzoek uitgaat. Dat is van groot belang, bijvoorbeeld om een antwoord te kunnen bieden op ecologische problemen.

Aan de KU Leuven worden de leerstoelen gedomineerd door farmaceutische bedrijven. Volgens de verantwoordelijke voor de fondsenwerving aan de Leuvense universiteit is het onderzoek onafhankelijk: “Bedrijven hebben niets te zeggen over de inhoud van het onderzoek. Het is logisch dat een onderneming als Janssen Pharmaceutica zijn naam niet gaat verbinden aan een leerstoel aan de faculteit Godgeleerdheid. Er wordt dus in overleg een keuze gemaakt, maar verder gaat de inmenging niet.” Anderzijds stelt een beheerder van de Leuvense universiteit: “75 procent van het onderzoek dat wij verrichten is totaal onafhankelijk.” Wat met die andere 25%? En wat met die (minstens) 50% van het onderzoek aan de Gentse universiteit dat niet onafhankelijk is?

Het inzetten van universitaire onderzoekers en studenten in het verrichten van het wetenschappelijk onderzoek van de bedrijfswereld is een negatieve zaak. Uiteraard moet het onderzoek afgestemd worden op wat nuttig kan zijn, maar wie bepaalt wat nuttig is? Momenteel zijn dat diegenen die bepalen waar de bedrijfswereld naar toe gaat en zoals we weten is er daar één centrale drijfveer: winst. De gemeenschap heeft intussen steeds minder te zeggen over het wetenschappelijk onderzoek, ook al komt een belangrijk deel van de middelen voor dat onderzoek nog steeds van de gemeenschap.

Om wetenschappelijke vooruitgang ten dienste van iedereen te stellen, zal de financiering moeten gebeuren door de gemeenschap. Maar uiteraard zullen er dan meer publieke middelen nodig zijn voor het onderwijs. 7% van het BBP zou een goed begin zijn.