Het lanceren van de campagne “Respact” voor de vermindering van de directe en indirecte studiekosten in het hoger onderwijs kon op heel wat media-aandacht rekenen. De campagne werd gelanceerd door de Vlaamse Vereniging voor Studenten (VVS) en haar Franstalige tegenhanger FEF. In een artikel van de krant Le Soir dook daarbij ook de eis van een studentenloon opnieuw op.
Studeren wordt steeds duurder
De Actief Linkse Studenten, de studentengroep van LSP, wil deelnemen aan de Respact-campagne en de discussies die daarmee gepaard gaan. We denken dat het belangrijk is om een reeks eisen te ontwikkelen naar aanleiding van de verkiezingen van 2009. We denken dat de Respact-campagne een goede gelegenheid is om de eis van een studentenloon opnieuw op de agenda te plaatsen. Voorheen werd deze eis reeds verdedigd door de ALS en de jongerengroepen van de vakbonden.
Het FEF deed een onderzoek bij meer dan 3.000 Franstalige studenten. Daaruit bleek dat de studiekosten (inschrijvingsgeld, huisvesting, transport, voeding, gezondheidszorg,…) makkelijk oplopen tot 10.000 tot 12.000 euro voor wie op kot zit en 7.000 tot 9.000 euro voor wie nog thuis woont. Heel wat jongeren blijven langer bij hun ouders wonen omdat ze geen keuze hebben: alleen gaan wonen, zelfs op kot, is immers onbetaalbaar.
De afgelopen 20 jaar zijn de studiekosten sterk gestegen, tegelijk was er een beperking van de toegang tot studiebeurzen. In Vlaanderen is het aantal beursstudenten tussen 1989 en 2004 afgenomen van 25% tot 15% van de studenten. De inkomensgrenzen om recht te hebben op een beurs hebben de index niet gevolgd. Bovendien is het bedrag van de beurzen te beperkt. Het is maximum goed voor een vijfde van de studiekosten!
Werken om rond te komen
Een beursstudent moet vaak nog deeltijds werken om rond te kunnen komen. Voor werkenden wordt het steeds moeilijker om meer dan één kind naar de universiteit te sturen.
De toenemende studiekosten leiden tot een toename van het aantal studenten met laag betaalde en flexibele jobs. Volgens Randstad hebben in 2006 84% van de studenten ook gewerkt, één vijfde van hen werkte ook in het zwart. Nog steeds volgens dit interimbureau is het aantal studenten met een zomerjob de afgelopen jaren verdubbeld. Heel wat tijd die nuttig kan zijn om te studeren, gaat zo naar jobs die nodig zijn om rond te komen. We hoeven dan ook niet verbaasd te zijn dat de slaagcijfers laag liggen.
In sommige sectoren moeten de interimarbeiders – en zo zijn er tegenwoordig in sommige sectoren meer dan arbeiders met een vast contract – in de zomer gaan doppen omdat het goedkoper is om studenten in te zetten in plaats van interimarbeiders. Zo gaat de neerwaartse druk op de lonen en arbeidsvoorwaarden steeds verder en treft het alle werkenden!
Financiële onafhankelijkheid door een studentenloon
In de discussies over onderwijs wordt soms het Finse onderwijs als voorbeeld aangehaald en het klopt dat dit niet het meest asociale onderwijsstelsel is. Er zijn meer publieke middelen, geen inschrijvingsgeld en er zijn meer sociale diensten. Iets meer dan de helft van de studenten krijgt er financiële steun voor een maximaal bedrag van 259 euro per maand (gedurende 55 maanden). Er is ook een financiële bijdrage voor de huisvesting van 27 tot 250 euro per maand (cijfers uit 2005). Maar het feit dat 65% van de Finse studenten nog moeten bijklussen, toont aan dat dit nog onvoldoende is. 40% van de studenten die financiële steun krijgen, lenen ook nog eens zo’n 300 euro per maand die ze na de studies moeten afbetalen. Het Finse systeem is interessant om aan te tonen dat het beter kan, maar het biedt op zich geen uitgewerkt alternatief om de toegang tot het hoger onderwijs echt te openen voor arbeidersjongeren.
Om de jongeren een financiële onafhankelijkheid te bieden, is er nood aan een studentenloon waardoor iedereen toegang heeft tot hogere studies en ook de nodige tijd kan besteden aan deze studies. Een jongere wiens familie zware inspanningen moet doen omdat hij/zij zou kunnen studeren, staat vaak onder zware druk om effectief te slagen en een beter leven uit te bouwen. Hierdoor wordt soms gekozen voor studies die economisch interessanter zijn in plaats van studies die de jongere echt interesseren. Hiertoe zullen er meer publieke middelen voor onderwijs nodig zijn.