“Welterusten, meneer de student”?

Vandaag publiceert de krant De Morgen een opiniestuk door redacteur Walter Pauli. Daarin wordt terecht gewezen op het Europese verzet dat een opmars kent: de Britse studenten die tegen het inschrijvingsgeld tot 11.000 euro per jaar betogen, het Italiaanse protest tegen de onderwijshervormingen, het Franse jongerenprotest,… Pauli vraagt zich vervolgens af waar het Vlaamse verzet blijft.

 

Hij stelt dat de besparingen voorlopig nog meevallen waardoor de milleniumstudent een vorm van “rustige vastheid” aanneemt. Tegelijk wordt ervoor gewaarschuwd dat er uiteindelijk wel maatregelen zoals in de buurlanden zullen aankomen en dat dit tot protest kan leiden.

Terecht wijst Pauli er op dat het verzet in de meeste buurlanden vrij spontaan verloopt en dat er amper nog representatieve studentenorganisaties zijn die het ongenoegen organiseren. Studentenorganisaties zijn immers een apolitieke toer opgegaan: “Studentenorganisaties menen dat ze zich niet meer mogen uitspreken over een groter kader, laat staan over de samenleving of politieke gevoelige thema’s die niet direct studentgebonden zijn. Dat in de jaren negentig studenten zoiets dachten: het valt nog te rijmen met de algemeen geldende inzichten van toen. Het was de tijd van de nieuwe zakelijkheid, van de keurige managers. Maar wie vandaag een beetje de tijdgeest aanvoelt, weet dat de ‘kleine’ uitleg niet meer klopt – niet meer aanvaard wordt ook.”

Pauli stelt dat een studentenorganisatie een maatschappelijke positie moet innemen en zich moet uitspreken over maatschappelijke problemen. Dat is een terechte vaststelling. Ook in de buurlanden werden overkoepelende studentenorganisaties zoals de Britse NUS al snel voorbijgestoken door de beweging die op straat ontwikkelde. Ongetwijfeld zal dit bij een onderwijsbeweging in ons land niet anders zijn. Maar tegelijk blijft de kwestie van organisatie zich stellen. Een beweging moet georganiseerd worden om inspraak en betrokkenheid van onderuit mogelijk te maken. Het is ook noodzakelijk om jongeren in actie te organiseren, bijvoorbeeld op algemene vergaderingen, om de discussie over verdere stappen en het programma aan te gaan. Dat kan de basis vormen om te komen tot een strijdbare en sterke studentenbeweging, bijvoorbeeld in de vorm van een studentenvakbond.

De studenten in ons land zijn niet anders dan deze in Frankrijk, Groot-Brittannië of Nederland. Wie in Londen een jaar geleden sprak over grote studentenbetogingen, zou vreemd aangekeken worden. Vandaag zijn de acties nochtans realiteit. Een dergelijke snelle ontwikkeling is ook bij ons niet uitgesloten. Er zullen immers onvermijdelijk verdere harde aanvallen op het onderwijs worden ingezet.