De staking van het Franstalig onderwijs begin mei was de eerste sinds de acties van 1996 toen de scholen bijna vier maanden lang plat lagen. Jongeren speelden een belangrijke rol in de acties van 1996. We blikken terug en spraken met Boris die toen afgevaardigde voor de jongeren van zijn school in Brussel was.
Waarom werd in 1996 gestaakt?
“Er werd geprotesteerd tegen het plan-Onkelinx waarmee 3.000 jobs werden bedreigd. De besparingen van de jaren 1980 en 1990 hadden ons onderwijs al ondermijnd. De leerkrachten gingen niet alleen in staking omwille van hun arbeidsvoorwaarden, maar ook omdat ze het recht van jongeren op kwaliteitsvol onderwijs wilden verdedigen. Dat zette ons ertoe aan om ook in actie te gaan. We protesteerden tegen de bouwvallige en verouderde infrastructuur alsook tegen de overvolle klassen. Onze revolte werd verder aangewakkerd omdat we het beu waren om als vuilbakschool te worden beschouwd.”
Hoe werd de staking georganiseerd?
“Er waren scholierencomités in een aantal scholen. Met een klein groepje scholieren wilden we dat ook op onze school en organiseerden we een algemene vergadering van alle scholieren. Daar werd tot staking beslist. We betoogden de volledige dag en trokken naar verschillende scholen. Rond 10u vertrokken we met een paar honderd betogers, maar we eindigden met duizenden. De staking was hierna stevig, iedere oproep werd goed opgevolgd op onze school en de beweging breidde uit naar andere scholen.
“Er was een goed contact met de stakende leerkrachten, we maakten afspraken voor de stakingspiketten. Wij zorgden voor het piket van maandag tot donderdag en het personeel op vrijdag. Op die dag trokken we allemaal naar de school om er te discussiëren over de beweging en de acties, om spandoeken te maken en om ’s middags een algemene vergadering te houden waar over de staking werd beslist.
“In Brussel was er een coördinatie van de staking door middel van een Algemene Vergadering van Brusselse Scholieren (AVBS). Daarin zaten een tot drie verkozen vertegenwoordigers per school. Op het hoogtepunt van de beweging waren er afgevaardigden van tientallen scholen op deze bijeenkomst. Er werden ervaringen uitgewisseld, praktische afspraken gemaakt voor betogingen en het versterken van piketten en er werd ook gediscussieerd over de eisen.”
Wat was de impact van deze beweging op de jongeren?
“Veel jongeren radicaliseren op basis van concrete ervaringen doorheen een beweging. We begrepen dat de PS een besparingsbeleid ten dienste van de rijken voerde, net zoals de andere partijen. Op 1 mei voerden we overigens samen met de leerkrachten actie tegen de PS. De politierepressie leidde tot discussies over de rol van de staat. Alles werd in vraag gesteld.
“Spijtig genoeg was er toen nog geen jongerenorganisatie zoals ALS om binnen de beweging meer duidelijkheid te brengen en de eisen politiek te kaderen. Hierdoor bleven we soms erg vaag in onze eisen en zagen we niet de noodzaak van het verbreden van de strijd door ons te oriënteren op de arbeidersbeweging. De regering kon haar beleid uiteindelijk doorvoeren. Maar voor onze generatie was niets zoals voorheen, onze strijd had de sfeer op de school grondig veranderd.”