Bij de discussie over de verhoging van het inschrijvingsgeld voor hoger onderwijs wordt vaak verwezen naar de mogelijkheid om leningen aan te gaan om te studeren. Dit idee komt natuurlijk niet uit de lucht gevallen, het is een praktijk die al jarenlang bestaat in tal van landen met de VS op kop.
In de VS zijn de studentenleningen samen goed voor een bedrag van 1 biljoen dollar, dat zijn 12 nullen. De schuldenberg als gevolg van studiekosten is groter dan het bedrag aan schulden dat via kredietkaarten wordt gemaakt. Wie afstudeert, heeft gemiddeld 26.000 dollar studieschulden. Dat is een stijging met 40% op zeven jaar tijd. Een jaar studeren kost vandaag ruim 21.000 dollar per jaar aan inschrijvingsgelden en huur voor een kot, dertig jaar geleden was dat (aangepast aan de huidige waarde van de dollar) 9.000 dollar. In dezelfde periode is het mediaan gezinsinkomen gestegen van 46.000 tot 50.000 dollar. Kortom, studeren is onbetaalbaar geworden in de VS en leidt tot een voor steeds meer jongeren onoverkomelijke schuldenberg.
Als dit zoveel problemen oplevert in de VS, dan Europa niet achterblijven. Voor de financiële markten is de schuldenberg niet belangrijk, maar wel het feit dat er wordt geleend en dus geld kan verdiend worden op een erg gemakkelijke wijze. Bovendien zet het de deur verder open voor speculatie. In Nederland is het aangaan van studieleningen al langer ingeburgerd. Op tien jaar tijd was er een verdubbeling van het geleende bedrag, in 2012 had een afgestudeerde gemiddeld een studieschuld van 15.000 euro.
Dit betekent dat jongeren tegen de achtergrond van een economische crisis na hun studies voor de moeilijke opdracht staan om werk te vinden, betaalbare huisvesting en bovendien nog eens een loodzware studielening moeten terugbetalen. Het maakt het wel bijzonder moeilijk om een toekomst uit te bouwen.
Diegenen die voor een verhoging van de inschrijvingsgelden pleiten, slagen er overigens in om met originele argumenten te komen. Johan Van Gompel, een Senior Economist bij KBC Groep, schreef op 31 juli: “Economen pleiten vaak vóór een studiegeldverhoging, en dit om drie redenen. Vooreerst werkt het huidige lage bedrag averechts herverdelend. Een belangrijk deel van de gezinnen kan een vermeerdering van het studiegeld tot op zekere hoogte aan, omdat de doorsnee student nog altijd uit de meest welstellende helft van de bevolking komt. De modale belastingbetaler betaalt dus mee de studie van welstellende studenten. Ten tweede is er nood aan voldoende financiering om de kwaliteit van het hoger onderwijs te kunnen blijven garanderen. De voorbije jaren nam de financiering trager toe dan het aantal studenten. Ten slotte zorgt een relatief laag inschrijvingsgeld voor een erg groot aanzuigeffect van buitenlandse studenten, die hier vooral komen studeren omwille van de financiële laagdrempeligheid.”
Als economen die jarenlang de speculatieve zeepbellen verdedigd hebben, met het argument van herverdeling van de middelen afkomen is voorzichtigheid geboden. Als we het goed begrijpen is het argument dat de toegang tot het hoger onderwijs nu al niet democratisch is en een verhoging van de inschrijvingsgelden dus de armste lagen niet treft. Een gebrek aan democratische toegang wordt opgevangen door het nog minder democratisch te maken. Het tweede argument is natuurlijk wel terecht, er is nood aan voldoende middelen en de financiering nam trager toe dan het aantal studenten. Maar ligt dat aan de studenten of aan het gebrek aan publieke middelen voor onderwijs? Dat tenslotte buitenlandse studenten gaan studeren waar ze het kunnen betalen, is evident. Waar voor de lonen een neerwaartse concurrentie wordt gehanteerd, geldt voor de inschrijvingsgelden (net zoals voor de lonen en bonussen voor toplui) blijkbaar een opwaartse concurrentie. De ‘sky is the limit’.
Bij de banken wordt al uitgekeken naar een verhoging van de inschrijvingsgelden. Het belangrijkste element daarbij is de opening van een nieuwe lucratieve markt, die van de studieschulden. Hoe jonger iemand met handen en voeten aan de banken wordt gebonden, hoe meer winst er te rapen valt. De verhoging van de inschrijvingsgelden haalt de financiële markten verder binnen in het hoger onderwijs. Nadat die in de financiële sector hebben aangetoond waartoe ze in staat zijn, denk maar aan de bankencrisissen, richten ze nu hun pijlen op het hoger onderwijs en de toekomst van duizenden jongeren.
We moeten dat een halt toeroepen. In plaats van financiële aasgieren met een eindeloze winsthonger binnen te brengen, heeft het (hoger) onderwijs nood aan meer publieke middelen. Om dat te bekomen, zullen we ons verzet tegen de nieuwe Vlaamse regering moeten organiseren. Ludieke acties zullen niet volstaan, massale mobilisaties zijn nodig. Als de regering met deze verhoging van het inschrijvingsgeld weg komt, zal het slechts een opstap naar verdere verhogingen zijn.