De verdedigers van een verhoging van het inschrijvingsgeld van antwoord gediend

1/ Moeten de studenten een bijkomende inspanning leveren?

door Mathias (Antwerpen)

Econoom Paul De Grauwe: “Hoger inschrijvingsgeld? Niet zo onredelijk. De bijdrage van de gemiddelde student aan de totale kost van zijn studie is 5 procent, terwijl de belastingbetalers de overige 95 procent ophoesten.” Dacht de professor echt dat inschrijvingsgeld de enige studiekost was?

De plannen van de nieuwe Vlaamse regering om op vijf jaar tijd 819 miljoen te besparen in het onderwijs, heeft heel wat stof doen opwaaien op de opiniepagina’s van de kranten. Het meest controversiële is de aankondiging dat het inschrijvingsgeld van het hoger onderwijs 600 tot 900 euro zou worden opgetrokken. In zijn column in De Morgen stelt Paul De Grauwe dat het niet onredelijk is om die bijkomende inspanning van studenten te vragen.

Zijn redenering gaat als volgt. Het huidige inschrijvingsgeld voor één jaar hoger onderwijs bedraagt ongeveer 600 euro terwijl een gemiddelde student de overheid jaarlijks 12.000 euro kost. Dat betekent dat er sprake is van 5% privékosten en 95% collectieve kosten. Maar de verhouding van de baten ligt anders. Voor De Grauwe moeten we nagaan in hoeverre de maatschappij kan genieten van de aanwezigheid van de kennis die de student verwerft en in welke mate de student er zelf voordeel uit haalt. De Grauwe stelt dat die verdeling ongeveer op 50%-50% zou liggen en er dus een scheef getrokken situatie heerst.

Een verhoging van de inschrijvingsgelden is voor hem bijgevolg niet onrechtvaardig. Trekken we zijn redenering verder logisch door, dan kunnen we zelfs stellen dat de huidige verhoging niet ver genoeg gaat. Een verhoging van 300 euro zal immers de verhouding tussen privé en collectieve baten niet fundamenteel doen veranderen. Voor De Grauwe hoeft die verhouding niet per se te veranderen door een verhoging van het inschrijvingsgeld, het zou ook kunnen door de personenbelasting voor hoger opgeleiden op te trekken. Zo blijft het inschrijvingsgeld betaalbaar, ook voor arme studenten.

Wie de cijfers ziet, zou kunnen denken dat meneer De Grauwe een punt heeft. Hij vergeet echter aan de kostenzijde van de student een heleboel uitgavenposten mee te rekenen, studeren is immers meer dan enkel het inschrijvingsgeld betalen. Er zijn de prijzige studieboeken, de noodzaak aan vervoer, een onmisbare laptop, eventueel een kot, … en ga zo maar door. Een jaartje studeren wordt zo al snel een dure bedoening. Cebud, het Centrum voor Budgetadvies en -onderzoek, becijferde dat een pendelstudent gemiddeld 7.752 euro per jaar kost. Bij een kotstudent loopt dat bedrag zelfs op tot 11.925 euro.

Deze cijfers werpen meteen een andere blik op de situatie. De verhouding tussen de privé en collectieve baten ligt niet meer op 5% tegen 95% maar eerder rond de 45% – 55%. Dichtbij de fifty-fifty-verhouding die volgens De Grauwe in de praktijk aanwezig is. Volgens zijn model kunnen we dus concluderen dat de verhoging van de inschrijvingsgelden de situatie er niet rechtvaardiger op zou maken.

Los van de cijfers loopt er nog een andere redenering als een rode draad door het hele debat over de verhoging van de inschrijvingsgelden en niet alleen bij De Grauwe: dat studeren een soort van luxe zou zijn. Wie vandaag afstudeert uit het ASO (en ook bepaalde richtingen uit het TSO) zal dat nochtans anders ervaren. Waar vroeger dergelijk diploma volstond om aan de slag te kunnen in een bedrijf, is vandaag in veel gevallen een bachelor diploma een minimum vereiste. Het verklaart direct waarom het aantal studenten de afgelopen jaren explosief is toegenomen.

Er valt veel voor te zeggen dat het onrechtvaardig is dat zwakkere inkomens moeten bijdragen tot een hoger onderwijs dat nog altijd meer de midden en hogere inkomens ten goede komt. Maar wie denkt de rijkdom op een rechtvaardige manier te herverdelen door hogere inschrijvingsgelden aan te rekenen, jaagt een illusie achterna.

Het zou beter zijn om het geld te gaan zoeken waar het echt zit: bij de grote bedrijven en de 1% rijksten die zomaar eventjes 17% van het vermogen in België bezit. Multinationals betalen door middel van een heleboel gunstmaatregelen amper belastingen op hun winst. Daar verandering in brengen zal een echte impact hebben een rechtvaardige verdeling van de rijkdom integenstelling tot de verhoging van de inschrijvingsgelden.

2/ Studenten moeten maar een lening aangaan…

André Oosterlinck: “Stel dat je vijf jaar studeert, dan komt dat neer op zowat 25.000 euro. Dat is doenbaar om in tien jaar af te lossen.” De werkloosheidscijfers van hoog geschoolden, de lonen van interimarbeid of de huizenprijzen zullen we dus gemakshalve maar even negeren?

De voormalige Leuvense rector André Oosterlinck, nu voorzitter van de Associatie KULeuven, stelt voor om studieleningen in het leven te roepen.

“Voor wie de studiekosten – waar het inschrijvingsgeld maar een klein deel van uit maakt – een te zware dobber zijn, kunnen we een studielening in het leven roepen. Die moet dan tegen een kleine rente aangeboden worden. De banken zullen daarin meestappen want het is klantenbinding. Ze zijn trouwens gered door de overheid, nu mogen ze iets terugdoen.” De rente zou hij mee afhankelijk willen maken van het resultaat op de ‘oriënteringsproef’ bij de aanvang van de hogere studies. Oosterlinck voegde er nog aan toe dat 25.000 euro schulden op tien jaar afbetalen “doenbaar” is.

Waar het systeem van studieleningen bestaat, loopt het al gauw uit de hand. In de VS zijn studieleningen goed voor een bedrag van 1 biljoen dollar. Wie er afstudeert heeft gemiddeld 26.000 dollar studieschulden. Dit bedrag nam op zeven jaar met 40% toe. In Nederland was er op tien jaar een verdubbeling van het geleende bedrag en had een afgestudeerde in 2012 gemiddeld een studieschuld van 15.000 euro. Vanaf 2015 worden ook de studiebeurzen vervangen door een lening. Een groeiend aantal jongeren kan de schulden niet terugbetalen, vorig jaar waren er 594.901 Nederlanders bezig met het aflossen van hun studieschuld.

Probeer met een zware studieschuld maar eens een lening voor een huis of auto aan te gaan. En dat is in het geval de afgestudeerde ook effectief werk vindt. De enigen die voordeel uit deze regeling halen, zijn de banken die toegang krijgen tot de nieuwe lucratieve markt van de studieschulden.

3/ Hoger inschrijvingsgeld als herverdelende maatregel?

Miet Smet (CD&V) ziet geen probleem in een verhoging van het inschrijvingsgeld:
“Men betaalt bijna even veel om naar Rock Werchter of Tomorrowland te gaan als om naar de universiteit te gaan.”

Johan Van Gompel, een Senior Economist bij KBC Groep, schreef op 31 juli: “Het huidige lage bedrag werkt averechts herverdelend. Een belangrijk deel van de gezinnen kan een vermeerdering van het studiegeld tot op zekere hoogte aan, omdat de doorsnee student nog altijd uit de meest welstellende helft van de bevolking komt. De modale belastingbetaler betaalt dus mee de studie van welstellende studenten.”

De toegang tot hoger onderwijs is nu niet democratisch en dus kunnen we het gerust nog minder democratisch maken. Dat lijkt het argument te zijn. Moest de econoom van KBC overigens een echte herverdeling willen, dan zijn er efficiëntere middelen dan de rijken meer te laten betalen door het inschrijvingsgeld voor de opleiding van hun kinderen te verhogen. Wat dacht je van de aanpak van fiscale fraude, het stopzetten van legale belastingontduiking door superrijken en grote bedrijven, progressieve belastingen, …

[divider]

Onze mening: meer publieke middelen voor onderwijs afdwingen!

Er is al heel wat bespaard op onderwijs. In 1980 ging in België ongeveer 7% van het Bruto Binnenlands Product naar onderwijs. Na de communautarisering daalde in beide landsdelen de (relatieve) uitgaven voor onderwijs. Er werd flink gesnoeid, voornamelijk door het werken met enveloppefinanciering die door onderindexering geleidelijk erodeert. Sinds eind jaren ’90 zijn we zowel in Vlaanderen als in Franstalig België aan het schommelen rond de 4,5% van het BBP voor onderwijs.

Tussen 1995 en 2010 gingen we in Vlaanderen alleen van 146.344 studenten in het hoger onderwijs naar 207.954. Het aantal studenten nam met 42% toe, het aantal personeelsleden (zonder de onderzoekers) daalde lichtjes. Het hoger onderwijs heeft geen nood aan besparingen, maar net aan meer middelen.

Wij pleiten voor meer publieke middelen. De afgelopen jaren is de greep van de privésector op de universiteiten al fors toegenomen. De KU Leuven ontvangt meer middelen van de privésector voor onderzoek en dergelijke (128,7 miljoen euro) dan dat ze van de overheden krijgt voor wetenschappelijk onderzoek (123,7 miljoen euro). Het maakt natuurlijk dat onderzoek steeds meer afhankelijk is van wat de bedrijven willen. Bedrijven een rechtstreekse bijdrage vragen voor het hoger onderwijs, zoals voorgesteld door de Antwerpse rector Verschoren, is overigens een weinig efficiënte methode om al dan niet legale belastingontduiking van die bedrijven tegen te gaan. Afschaffing van de notionele intrestaftrek en andere fiscale cadeaus zou bijvoorbeeld effectiever zijn.

De publieke middelen moeten worden opgetrokken tot het niveau van begin jaren 1980 toen 7% van het BBP naar onderwijs ging. Dat kan een eerste stap zijn om te komen tot gratis en degelijk onderwijs dat voor iedereen toegankelijk is en niet enkel tot jongeren met rijke ouders en waarbij hoger onderwijs jongeren geen loodzware studieschuld oplevert waarmee ze de rest van hun leven van de willekeur van de speculerende bankiers afhangen.

De Actief Linkse Studenten en Scholieren roepen jongeren en personeelsleden op om samen de strijd tegen de aanvallen op het onderwijs te organiseren. Werk hieraan mee, sluit je aan bij ALS.