Er is een enorm ongenoegen over het beleid van de besparingsregering. Di Rupo verklaarde: “Zonder structurele hervormingen zullen onze kinderen en kleinkinderen de rekening moeten betalen”. Deze retoriek wordt vaak gebruikt om een asociaal beleid te rechtvaardigen. Commentatoren hebben het over de mogelijkheid van een generatieconflict waarbij de belangen van de jongeren en toekomstige generaties botsen op het “egoïsme” van de oudere werkenden die “boven hun stand” hebben geleefd.
Veralgemening van lage lonen
Enkele maanden geleden verklaarde toenmalig minister van werk Joëlle Milquet (CDH) nog: “De jongeren worden hard geraakt door de crisis en dat moet een kernthema worden voor de volgende regering”. We moeten echter de vraag stellen hoe we kunnen vermijden dat “onze kinderen en kleinkinderen de rekening moeten betalen” als de regering afkomt met maatregelen die het moeilijker maken om een stabiele toekomst uit te bouwen.
Vanaf 1 januari 2012 wordt de wachttijd voor jongeren, de periode dat jongeren zonder werk nog geen recht hebben op een werkloosheidsuitkering, verlengd van 9 tot 12 maanden. Om de vier maanden komt er een controle om na te gaan of de jongeren wel voldoende naar werk zoeken. Het staat de gewesten bovendien vrij om meer controles te houden. Als de RVA vervolgens oordeelt dat de inspanningen onvoldoende waren, kan het recht op een uitkering zes maanden worden geschorst tot aan een volgende controle.
De wachtuitkering wordt omgedoopt tot een “inschakelingsuitkering” die meteen in de tijd wordt beperkt. Er kan maximaal gedurende drie jaar beroep worden gedaan op een dergelijke uitkering, met uitzonderingen voor wie gezinshoofd is of minstens zes maanden heeft gewerkt in de laatste twee jaar.
Samen met de aanvallen op de werklozen heeft dit als doel om jongeren gelijk welke job te laten aanvaarden. Wie dit niet doet, verliest de werkloosheidsuitkering. Een werkloze moet voortaan gelijk welke job aanvaarden in een straal van 60 kilometer rond zijn of haar woonplaats. Daarbij wordt geen rekening gehouden met de familiale situatie of de vervoersmogelijkheden. Hierdoor worden alle arbeidsvoorwaarden en lonen onder druk gezet.
Het is op deze logica dat het “Duitse mirakel” is gestoeld. In Duitsland bedraagt de werkloosheidsgraad onder jongeren (-25 jaar) minder dan 10%. Dit is niet toevallig ook het land waar volgens de OESO de ongelijkheid en de armoede de afgelopen jaren het sterkste zijn toegenomen. Meer dan 20% van de werkenden leeft onder de armoedegrens. Gepensioneerden moeten terug aan de slag om hun beperkte pensioenen aan te vullen. De sector van onzekere kleine jobs is er in volle expansie met onder meer de 1-euro-jobs waarbij slechts 1 euro per uur bovenop de beperkte werkloosheidsuitkering wordt betaald. Het zogenaamde “Duitse model” staat voor onzekerheid waarbij wie werkt niet beschermd is tegen armoede.
Afbouw van het onderwijs
Er is een gebrek aan voldoende personeel in het onderwijs, klassen zijn vaak overbevolkt, de infrastructuur laat het afweten, de subsidies worden verlaagd,… De situatie is al enkele jaren penibel en het ziet er niet naar uit dat dit zal veranderen.
Onderwijs is een regionale bevoegdheid, maar ook op regionaal vlak zal er de komende jaren bespaard worden. Welke richting dit kan uitgaan, zien we in Nederland waar het inschrijvingsgeld sterk stijgt voor wie een jaar moet overdoen en waar de studiebeurs voor een masteropleiding wordt afgeschaft. Ongetwijfeld zullen neoliberale onderwijsministers dat interessante ideeën vinden die ook bij ons toegepast kunnen worden.
De toegang tot het onderwijs zal hierdoor minder evident zijn voor wie het niet breed heeft. Jongeren met minder rijke ouders hebben het nu sowieso al moeilijker en dat zal er niet op verminderen. Wie geen diploma heeft, vindt minder snel werk. Wat hebben deze jongeren immers aan te bieden: geen ervaring, geen diploma,… Ze raken verstrikt in een werkloosheidsval: geen ervaring betekent geen werk, waardoor geen ervaring wordt opgedaan en bijgevolg geen werk wordt gevonden.
Generatie zonder toekomst
Het onderwijs wordt onder vuur genomen, wat de toekomst van jongeren bedreigt. Wie afgestudeerd is, wordt met problemen op de arbeidsmarkt geconfronteerd. Welke jongere maakt nog kans op een vaste job? Onder het mom van ‘arbeidsmobiliteit’ komen we terecht in tijdelijke jobs, interimwerk, lage lonen,… Hoe kunnen we een toekomst uitbouwen met een maandloon dat lager is dan 1500 euro bruto per maand terwijl we niet eens weten of we volgende maand nog werk zullen hebben? Veel jongeren verliezen hun werk zodra ze minder ‘interessant’ zijn voor de werkgevers (door het aflopen van programma’s zoals Activa, WinWin,…).
Het klopt dat ons land nog niet zo hard wordt geraakt door de economische crisis en de besparingen als een aantal andere Europese landen. Maar tegelijk gaan er heel wat alarmsignalen af. We stellen vast dat jongeren steeds langer thuis blijven wonen, zelfs als ze werken, omdat ze het zich niet kunnen permitteren om alleen te wonen. Het aantal jongeren dat afhankelijk is van een leefloon neemt toe: 30.862 jongeren (-25 jaar) op een totaal van 105.334 leefloners. Tien jaar geleden waren 23% van de leefloners jonger dan 25 jaar, nu is dat 30%. Er zijn in ons land zowat 50.000 mensen zonder vaste domicilie, onder de nieuwe daklozen bevinden zich steeds meer jongeren.
In Griekenland en andere landen waar de besparingen hard toeslaan, is het aantal zelfmoorden spectaculair toegenomen. In Griekenland is er een stijging met 40% op twee jaar. In ons land ius zelfmoord de belangrijkste doodsoorzaak bij mannen tussen 25 en 45 jaar en de tweede belangrijkste bij jongeren tussen 15 en 25 jaar. We staan in de Europese Unie op de tweede plaats (na Finland) in de ranglijst van het aantal zelfmoorden. Door de mogelijkheden om een stabiele toekomst uit te bouwen nog meer in te perken, zal dat er niet bepaald op verbeteren.
Verzet!
De enige oplossingen voor jongeren bestaan uit het ontvluchten van de situatie (bijvoorbeeld door emigratie, wat in Ierland bijvoorbeeld opnieuw een sterke opgang kent) of uit strijd. Wereldwijd zagen we het afgelopen jaar een toename van het aantal strijdbewegingen en ook van de omvang van het protest. Jongeren speelden een essentiële rol in dat protest. Ook in ons land kunnen jongeren een belangrijke dynamische rol spelen in het verzet.
Vandaag worden we niet geconfronteerd met een “generatiestrijd”, maar wel degelijk met een klassenstrijd. De toekomst van de jongeren wordt niet bedreigd door oudere werkenden die op hun 60ste moe gewerkt zijn, maar wel degelijk door de speculanten en bankiers en dit los van de leeftijd van die financiële haaien en hun medestanders. Het ABVV stelde terecht: “Het zijn de banken die de staatsschulden de hoogte hebben ingejaagd. Waarom zouden de jongeren nu die brokken moeten lijmen?”
Waarom zouden de jongeren, ouderen, vrouwen, migranten,… moeten opdraaien voor een crisis die zij niet hebben veroorzaakt? De 99% van de bevolking die het systeem ondergaat, moet opstaan en zich organiseren tegen het beleid van de 1% die ons hun besparingsbeleid willen laten slikken. Daarmee wil die 1% niet de jongeren verdedigen, maar hun eigen winsten.