Tussen 2005 en 2008 groeide de werkgelegenheidsgraad in Duitsland van zowat 68% naar bijna 74%. Hierdoor wordt het land overal in Europa aangehaald als het te volgen model. Maar wat betekent dit Duitse model? Nergens in Europa daalde het aantal gewerkte uren zo sterk als in Duiutsland: van ruim 1500 gewerkte uren per werknemer in 1995 tot minder dan 1400 uur in 2008. Dit betekent dat veel nieuwe jobs deeltijds zijn of ook van korte duur.
De Gentse econoom Freddy Heylen heeft bedenkingen bij het Duitse model omdat het zich vooral baseert op loonmatiging en flexibilisering met een nadruk op export. Hij stelt dat het kopiëren van dit model van loonmatiging weinig zal bijdragen tot het versterken van de concurrentiepositie, maar tegelijk wel nefast is voor de koopkracht en de binnenlandse vraag.
Het Duitse model betekent het einde van vaste voltijdse banen met degelijke lonen. Het staat voor een politiek van loondumping. Meer dan 20% van de Duitse werknemers verdient minder dan 10 euro per uur en 1,5 miljoen Duitsers heeft zelfs minder dan 5 euro per uur. Werklozen worden met het mes op de keel verplicht tewerkgesteld aan gelijk welke voorwaarden. Denk maar aan de 1-eurojobs waarbij er bovenop de uitkering 1 euro per uur wordt betaald.
Aangezien onze economie sterk verbonden is met de Duitse, zorgt een beperkt economisch herstel in dat land ook bij ons voor een zeker herstel. Dat leidde tot een kleine daling van het aantal werklozen in 2010. Zeker onder jongeren is er een daling van de werkloosheid (-15,9% in Vlaanderen). Het enige probleem is uiteraard dat dit mee op basis van het Duitse model gebeurt: lage lonen en mini-contracten. En dat werd mee afgedwongen door een aanval op de werklozen. Vandaar dat de N-VA net dat onderdeel wil regionaliseren.
Het Duitse herstel is gebaseerd op export en niet op een verbetering van de koopkracht. De levensstandaard van de werkenden en hun gezinnen gaat er intussen verder op achteruit. Ook bij ons is er een opmars van het fenomeen van ‘working poor’: 4,4% van de werkende mannen en 4,8% van de werkende vrouwen leeft in armoede.
Vandaag komen er jobs bij, maar daalt de koopkracht en neemt het aantal arme werkenden toe. We moeten dus niet alleen opkomen voor werk, maar ook voor degelijke jobs aan degelijke lonen en welvaartsvaste leefbare uitkeringen. Dat staat haaks op het Duitse model dat zo wordt aangeprezen door patroons en traditionele politici.