De waarde van de aandelen stort in elkaar, banken gaan failliet en de wereld is op weg naar een economische neergang. Sinds de jaren 1930 en de Grote Depressie werd het kapitalisme niet meer geconfronteerd met een crisis zoals we deze nu kennen. Zal dit leiden tot een herhaling van de wereldwijde recessie na de crash van Wall Street in 1929?
De Dow Jones in New York verloor tussen 24 en 29 oktober 1929 25% van haar waarde. Dat werd door de econoom John Kenneth Galbraith omschreven als “de meest vernietigende dag in de geschiedenis van de beurs van New York… en misschien zelfs in de geschiedenis van de beurs.” Moest Galbraith vandaag hebben geleefd, hij zou een déjà vu gevoel kennen als hij zou kijken naar de ineenstorting van de markten tussen 3 en 10 oktober.
De crash van 1929 maakte, net als vandaag, een einde aan de groei die op kredieten was gebaseerd. Ook toen was er een enorme zeepbel geblazen waarbij de waarden van aandelen de lucht in gingen. Er werd ook veel verwacht van nieuwe technologie, zoals radiocommunicatie. De jaren twintig waren uitstekend geweest voor de speculanten en de elite van Wall Street. De waarde van de aandelen steeg met 400% tot 500% op tien jaar tijd. Er waren lage rentevoeten, de rijken kregen belastingsverminderingen en er waren veel meer mogelijkheden om aan kredieten te raken. Dat leidde tot een turbofase in de groei.
Het feit dat het makkelijk was om leningen te krijgen, waarbij je bijvoorbeeld voor 50.000 dollar aan aandelen kon kopen terwijl je slechts 10% daarvan cash betaalde en de rest aan lage rentevoeten leende, leidde tot een sterke toename van de speculatie. Investeringsbedrijven, zoals de moderne hedgefunds, leenden grote bedragen om in te zetten op de steeds groeiende aandelenmarkten.
Dit was een groei voor de rijken en de speculanten, terwijl de grote meerderheid van de arbeiders en de middenklasse in de VS geen vooruitgang kende. Tegen 1929 bezaten de 1% rijksten in de VS 40% van de nationale rijkdom. Tussen 1923 en 1929 kenden 93% van de mensen een reële achteruitgang van hun inkomen met 4%. Zoals alle zeepbellen, barstte ook de zeepbel van de jaren 1920 met de spectaculaire crash van oktober 1929.
Op “Zwarte Donderdag” werden meer dan 12 miljoen aandelen verhandeld, een record dat stand hield tot eind jaren 1960. De beurzen bleven nadien achteruitgaan tot er in juli 1932 een licht herstel was. Intussen had de beurs 89% van haar waarde verloren. Pas in 1954 raakte de Dow Jones opnieuw boven haar niveau van voor 1929.
De ineenstorting van de aandelenprijzen en het feit dat de speculatieve zeepbel in elkaar spatte, zorgde voor grote verliezen bij individuen, de grote bedrijven en het bankenstelsel. Velen hadden immers massaal geleend om winst te maken op de stijgende waarde van de aandelen. Zelfs de Britse econoom Keynes, die de crash voorspelde, verloor 80% van zijn investeringen bij de ineenstorting.
Onmiddellijk na de crash van 1929 kwam er een lagere rentevoet in de VS om de geldtoevoer te stimuleren. Dit soort maatregelen had echter amper effect op de ineenstortende beurzen en de neergang van de economie. In tegenstelling tot wat we vandaag zien, gingen banken toen wel failliet.
Ideologie
De dominante ideologie van de kapitalistische klasse om was de marktkrachten zichzelf te laten “corrigeren”. De toenmalige minister van begroting, Andrew Mellon, stelde brutaal: “Liquideer de arbeid, de aandelen, de boeren, het vastgoed”. Uiteindelijk werd bijna komaf gemaakt met het kapitalisme zelf. In 1930 nam het bbp van de VS af met 9,4%, in 1931 met 8,5% en in 1932 zelfs met 13,4%. Dat was een enorm verlies waarbij een derde van de Amerikaanse economie op drie jaar tijd verloren ging.
Het einde van de zeepbel op de beurzen en de economische crisis zorgden voor een deflatoire spiraal waarbij de prijzen jaarlijks met zo’n 10% daalden, wat leidde tot een nooit geziene vernietiging van rijkdom. Het feit dat de banken heel wat verloren op de beurzen, het groeiend aantal faillissementen en de dalende waarde van de dollar zorgden in 1931 voor een bankencrisis. 9.000 Amerikaanse banken gingen failliet tussen 1929 en 1933. Daarbij gingen miljarden dollars aan spaargeld verloren aangezien er geen enkele bescherming was voor insolvabele banken. Voor de arbeiders was het een ramp: de werkloosheid steeg van 3,2% in 1929 tot 24% in 1932 wat zorgde voor een sociale crisis.
Het kapitalisme wou de arbeiders laten betalen. Tegen 1931 waren de lonen nog de helft waard van deze in 1925. Dit werd nog erger door de afwezigheid van sociale zekerheid of overheidsbescherming waardoor er een massale achteruitgang was met een grote groep armen en werklozen.
Een aantal belangrijke literaire werken van Amerikaanse schrijvers kwamen tot stand tegen de achtergrond van de jaren 1930. Zo waren er boeken van Steinbeck waarin hij de verschrikkelijke omstandigheden van de boeren en arbeiders in de landbouwsector beschreef. De Grote Depressie was echter niet beperkt tot de VS, er was een algemene crisis van het kapitalisme, een ineenstorting van de handel, een failliet van het bankenstelsel, devaluaties en massale werkloosheid in Europa en de wereld.
De dominantie van de VS-economie op wereldvlak, haar handelsrelaties met andere landen en het feit dat de dollar verbonden was aan andere munten via de goud-standaard zorgden samen met de toename van het handelsprotectionisme voor een versterking van de crisis. Zo steeg de Britse werkloosheid van 1 miljoen tot zowat 3 miljoen tegen 1931.
Er was een golf van stakingen, fabrieksbezettingen, betogingen en acties tegen de verpaupering van grote delen van de bevolking. Op basis van deze crisis kon het fascisme opkomen in Spanje, Italië en Duitsland, waarbij gebruik werd gemaakt van het falen van de sociaal-democratische en communistische partijen om een uitweg aan te bieden uit de nachtmerrie die het kapitalisme was geworden voor de meerderheid van de arbeidersklasse. De werkloosheid bleef heel het decennium stand houden en de Grote Depressie duurde in realiteit tot aan het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.
De verkiezing van president Franklin D. Roosevelt in 1932 leidde tot een verandering van het antwoord van de Amerikaanse heersende klasse tegenover de depressie. Er was een groeiende angst dat de economische catastrofe zou leiden tot het in vraag stellen van de legitimiteit van het kapitalisme. Er was een golf van arbeidersstrijd in de VS in 1933 en 1934.
Een nieuwe radicaliserende en meer militante generatie van arbeiders, waaronder een groot aantal die uitkeken naar het trotskisme, leidde een aantal belangrijke stakingen en fabrieksbezettingen waarbij werd geprobeerd om een deel van wat de arbeiders waren verloren tussen 1929-1933 terug te winnen. Honderdduizenden Amerikaanse arbeiders werden lid van de nieuwe vakbondsfederatie CIO in deze periode.
Het doel van de New Deal van Roosevelt was om het kapitalisme te stabiliseren en daartoe moest hij een aantal toegevingen doen aan de arbeidersklasse en de arbeidersbeweging. Er kwam een stelsel van sociale zekerheid en er waren investeringen in publieke werken om voor werk te zorgen. Er kwam ook een reeks regels voor het bankenstelsel. Het was een poging om het kaptialistische systeem herop te bouwen met Keynesiaanse maatregelen. Deze pogingen hadden slechts een beperkte impact. De werkloosheid bleef erg hoog, met een cijfer van 10% tot 15% gedurende de volledige jaren 1930.
Toen en nu
Er zijn een aantal belangrijke verschillen tussen vandaag en de periode van de jaren 1930. Voor de heersende klassen was de ervaring van dat decennium een ramp. Er was een enorme economische ineenstorting, een verstoring van de handel, vermindering van de winsten, opkomst van het fascisme in Duitsland, Italië en Spanje, Wereldoorlog Twee en een enorm verlies aan invloed als gevolg van de verspreiding en versterking van de stalinistische geplande economieën na de oorlog.
Dat leidde tot het afstappen van de zogenaamde “klassieke economische theorie” dat zich verzetten tegen iedere regeringstussenkomst en fiscale stimulansen waarbij werd gesteld dat de markten zichzelf wel zouden corrigeren bij neerwaarste tendensen. In de plaats daarvan werd wereldwijd, ook in de VS, meermaals overgegaan tot Keynesiaanse economische beleidsmaatregelen waarbij regeringen de economische groei stimuleerden door tussen te komen met een groot pak middelen. Via overheidsfinanciering moest het kapitalistisch systeem terug op weg worden gezet om zo ook het systeem zelf te stabiliseren. Dat legde de basis voor de economische groei na de oorlog waarbij deze groei duurde tot begin jaren 1970.
Na 30 jaar van neoliberaal beleid zien we nu een hernieuwde opkomst van Keynesiaanse methoden door regeringen, waaronder die van Bush, in een poging om de dreiging van een neergang zoals in de jaren 1930 te vermijden. Er is een enorme en nooit geziene inspanning om een financiële ineenstorting te vermijden via de nationalisatie of de gedeeltelijke nationalisatie van delen van het bankenstelsel. Verdere stappen in Keynesiaanse richting zijn onvermijdelijk naarmate de recessie dieper zal worden.
Maar zelfs indien een depressie zoals in de jaren 1930 kan worden vermeden, lijkt een wereldwijde recessie onvermijdelijk. Dat zal enorme gevolgen hebben voor de legitimiteit van het kapitalistische systeem. Op basis van het kapitalisme is er geen uitweg uit deze periodische cycli die vernietigend zijn voor de massa’s. Het idee van arbeiderscontrole en arbeidersbeheer met een socialistische geplande economie op wereldschaal, zal steeds meer aanvaard worden als het enige alternatief.
Economische crisis: “Het ergste moet nog altijd komen”
De afgelopen maanden wezen we in onze artikels en analyses over de wereldeconomie meermaals op de standpunten van de Amerikaanse econoom Nouriel Roubini. Die maakt een sobere en gedegen analyse van de staat van de wereldeconomie zonder de problemen te verbloemen. Roubini is geen socialist en vertrekt niet vanuit het idee dat er een alternatief nodig is op het kapitalisme. Desalniettemin zijn de analyses van Roubini steeds gedegen en interessant voor wie een betere kijk wil hebben op de economische sitiuatie. In De Standaard verscheen vorige week een interessant artikel waarvan we hieronder enkele uittreksels publiceren.
‘Het ergste moet nog altijd komen’
(…)
Met ‘het ergste ligt nog voor ons’ is Roubini zijn voordracht begonnen. ‘Het zal een gemene, lange recessie worden van zeker 24 maanden.’ Ontkoppeling tussen de Verenigde Staten en de rest van de wereld, daar heeft hij nooit in geloofd.
‘Het spreekwoord mag dan luiden dat als de VS niezen, de rest van de wereld een verkoudheid krijgt, nu hebben de VS een chronische longontsteking en daar zal de hele wereld onder lijden. In Europa is het in het tweede kwartaal al begonnen, de financiële crisis begint nu in de opkomende markten. De onderlinge banden – met grondstoffen, met leningen, met export – zijn te sterk.’
Roubini heeft vaak gelijk. In september 2006 stond hij voor een zaal van het Internationaal Monetair Fonds en kondigde hij een crisis aan, terwijl de wereldeconomie in bloei stond. In de Verenigde Staten zou een grote huizencrisis uitbreken, zou een olieschok plaatsvinden, zou het consumentenvertrouwen diep dalen en zou uiteindelijk een economische depressie volgen. De volgorde van gebeurtenissen was volgens Roubini: huiseigenaars zouden hun hypotheken niet meer kunnen betalen, miljarden dollars aan hypotheekderivaten zouden in waarde dalen en daarmee het internationale financiële systeem tot stilstand brengen. Hefboomfondsen, zakenbanken en andere financiële instellingen zouden erdoor vernietigd kunnen worden. Zijn publiek reageerde sceptisch, maar een jaar later brak de kredietcrisis uit. Roubini’s scenario kwam uit.
(…)
Roubini: ‘Deze crisis is geen subprimecrisis meer. Wat bij die hypotheken voor armlastige mensen gebeurde, zie je nu bij gewone hypotheken, bij autoleningen, creditcardleningen, bedrijfsleningen. Er is te veel geld geleend. Er zijn historisch gezien veel te hoge rendementen gehaald. Er was een schaduwbankensysteem ontstaan van instellingen die helemaal niet onder toezicht stonden, zoals zakenbanken, private-equityfirma’s en hedgefunds. Het systeem was volledig ondoorzichtig. Het was voodoo finance. Nu beseffen mensen dat als je er rotzooi in stopt, er ook rotzooi uitkomt. Niemand vertrouwt elkaar nog.’
De schaduwbanken financierden alles met zware hefboomfinanciering. Ze gingen dus veel leningen aan. Zij hebben nu de grootste problemen. ‘De zakenbanken zijn verdwenen, de hefboomfondsen komen nu in moeilijkheden en daarvan zullen er honderden kapotgaan en al hun bezittingen op de aandelen- en derivatenmarkten dumpen. En binnen zes tot twaalf maanden wordt het big time voor private equity. Het hele schaduwbankensysteem zal instorten.’
Overheden zien dat hun maatregelen geen uitwerking hebben op de aandelenmarkten, die alleen maar voort naar beneden tuimelen. Roubini: ‘De centrale bank is van uitlener in laatste instantie de uitlener in eerste en enige instantie geworden. Overheden raken al hun mogelijkheden kwijt. Ik verwacht dat de autoriteiten in de VS binnen enkele weken niet anders zullen kunnen besluiten dan de aandelenmarkten een of meer dagen dicht te doen.’
Ondertussen rekken in de woorden van Roubini de overheden hun eigen staatsbalans op. ‘Maar wie zal al die staatsobligaties kopen? Met hun jarenlang oplopende staatsschuld leverden de VS zich al uit aan China, Rusland en een stelletje instabiele staten in de Golf. China zat met de dollars uit zijn exportoverschot, die het kwijt moest, maar die export zal niet meer groeien. China hoeft de Amerikaanse staatsobligaties dus niet meer te kopen. Dus zal China iets in ruil terug willen. Willen jullie ons geld, geef ons dan Taiwan. Zoiets. In geopolitiek opzicht wordt deze crisis het begin van de val van het Amerikaanse imperium.’
Nog even een vraag achteraf in de wandelgangen. Kunnen overheden eigenlijk nog iets doen om het tij te keren? Roubini zucht diep. ‘De noodoperaties in het financiële systeem werken niet. Ik denk dat we naar een economie als in oorlogstijd gaan, zoals in de Eerste en Tweede Wereldoorlog, waarin de overheid nog veel meer naar zich toe trekt. Er zullen meer banken worden genationaliseerd, regeringen zullen handel en investeringen meer gaan controleren, ze zullen de derivaten- en over-the-counter-markten gaan reguleren. Overheden ontkomen er niet aan een stevige impuls aan de economie te geven om de consumptie op te voeren. Ze zullen de schuld van huishoudens verlagen door hun hypotheken over te nemen. De overheidsinvloed zal veel groter worden dan velen zich nu nog kunnen voorstellen.’