“Revolutionairen moeten niet in hun deurgat zitten wachten tot het lijk van het imperialisme wordt begraven” (Tweede verklaring van Havana in 1962). Toen Che op 9 oktober 1967 werd vermoord in Bolivia, zou hij nog naar zijn moordenaar hebben geroepen: “Schiet dan toch, lafaard, je zal maar een mens vermoorden.” Che werd vermoord door Felix Rodriguez, een CIA-adviseur in het Boliviaans leger. Che werd 39 jaar. Een verwijzing naar een artikel dat we in oktober 2007 publiceerden bij de 40ste verjaardag van de moord op Che.
Als de CIA-raadgever dacht dat de moord op Che zou volstaan om een einde te maken aan de figuur van Che als inspiratiebron, dan kon hij zich niet sterker vergissen. 40 jaar na de dood van Che zijn er vlaggen, spandoeken, afbeeldingen en slogans met Che aanwezig op massabetogingen in heel de wereld. Hij is ook een symbool in de nieuwe massale revolte die Latijns-Amerika in haar greep houdt.
In heel het continent is er een nieuwe golf van strijd en de afbeelding van Che is daarbij overal aanwezig: van de straten van Sao Paulo, Caracas, La Paz, Mexico stad, Santiago tot andere steden. Schijnbaar stond Che vrij geïsoleerd in Bolivia toen hij werd vermoord. Vandaag is Bolivia een land dat mee het hart van de strijdbewegingen op het continent vormt. Deze zomer nog betoogden duizenden Bolivianen in La Paz om te protesteren tegen de rechterzijde en de dreiging van de contrarevolutie. Bij de vlaggen en protestborden waren er heel wat afbeeldingen van Che Guevara te zien.
Maar ook buiten Latijns-Amerika is de invloed merkbaar. Ook in Europa is er vandaag een nieuwe generatie jongeren met T-shirts en andere attributen waarop Che prijkt. Voor sommigen is dat louter een kwestie van modieus zijn, voor anderen is het wel een politiek statement. Veel jongeren identificeren zich met Che Guevara als symbool van strijd, moedig verzet, internationalisme en uiteindelijk ook een betere, socialistische, wereld. In de meeste landen worden de gevestigde politici en instellingen steeds meer gezien als corrupt, ongeloofwaardig, onrepresentatief,… Che wordt door jongeren gezien als iemand die niet omkoopbaar was en als een principiële revolutionaire strijder.
De moord op Che heeft van hem een legende gemaakt. Zoals de slogan op een muur vlakbij de plaats waar hij werd vermoord in Bolivia stelt: “Che – Je leeft zoals ze het nooit wilden”. Op de verjaardag van zijn moord willen we niet alleen hulde brengen aan zijn strijd tegen onderdrukking, maar ook een aantal lessen trekken uit zijn ervaringen. Daarbij willen we zowel ingaan op positieve aspecten als op fouten. Dat is noodzakelijk tegen de achtergrond van een nieuwe golf van strijd in Latijns-Amerika. Er zijn echter ook belangrijke lessen te trekken voor alle arbeiders op internationaal vlak, zeker nu het kapitalisme in een nieuwe periode van crisis en onrust terechtkomt.
Che vervoegt de strijd
Che Guevara werd een toegewijde revolutionair en een socialistische internationalist. Hij brak met zijn middenklasse-achtergrond en vervoegde de onderdrukten en armen in de strijd voor een betere wereld. Als Argentijnse geneeskundestudent kon hij ongetwijfeld een comfortabeler leven hebben gehad. Maar zoals de beste linkse radicalen uit een achtergrond van de middenklasse, was bij bereid om zijn rustige leven de rug toe te keren om zijn leven te wijden aan de strijd tegen imperialisme en kapitalisme.
Hij werd actief op politiek vlak nadat hij de armoede en sociale condities van de armste lagen had gezien tijdens twee beruchte rondreizen die hij maakte in 1952 en 1953/4. Op die basis was hij vastberaden om in te gaan tegen onrechtvaardigheid en tegen het kapitalistische systeem. Zijn reizen hadden ertoe bijgedragen dat zijn leven een andere wending nam. Op het einde van zijn eerste rondreis erkende Che: “De persoon die deze aantekeningen opschreef is niet dezelfde die ze verder afwerkte op Argentijnse bodem, ik ben mezelf niet: het is te zeggen dat ik niet dezelfde ben als vroeger. Het rondtrekken doorheen ons ‘Amerika’ heeft me meer veranderd dan ik had gedacht.”
Deze ervaringen worden in beeld gebracht in de film “Motor Cycle Diaries”. Che kwam tijdens zijn reizen in contact met socialisten in Peru, communistische mijnwerkers in Chili, de prachtige Boliviaanse revolutie en een hele reeks andere gebeurtenissen die een grote indruk op hem maakten. Daarnaast was hij ook sterk onder de indruk van wat hij zag in Guatemala. Daar zag hij vanop de eerste lijn de strijd onder de naar radicaal-links neigende populistische regering van Jacobo Arbenz. Die regering werd uiteindelijk omvergeworpen door een staatsgreep die de steun van de CIA genoot. Recent maakte John Pilger een uitstekende documentaire (“The war on democracy”) over deze gebeurtenissen. In Guatemala kwam Che ook voor het eerst in contact met Cubaanse ballingen die hadden deelgenomen aan de aanval op de militaire barakken van Moncada waarmee de dictatuur van Batista in Cuba werd bestreden. Het was wel pas later in Mexico Stad dat hij voor het eerst Fidel Castro zou ontmoeten.
Lessen van Guatemala
De impact van de nederlaag in Guatemala zou een diepgaande invloed hebben op Che die de gevolgen zag van het falen van de regering-Arbenz. De populaire regering voerde een aantal maatregelen door die ingingen tegen de belangen van het VS-imperialisme en van de heersende klasse in Guatemala zelf. Er kwam onder meer een beperkte landhervorming waarbij ook de gehate VS-multinational United Fruit Company werd genationaliseerd. Dat werd vol afgrijzen onthaald door de heersende elite in Washington. Net zoals Bush vandaag, was de heersende elite toen niet bereid om een regering te tolereren die niet in hun spoor liep. Zeker niet als het ging om een land dat door het VS-imperialisme werd gezien als de eigen “achtertuin”.
Arbenz zat vast omdat hij probeerde een aantal relatief beperkte hervormingen door te voeren zonder echt te breken met het kapitalisme. Door het kapitalisme en het grootgrondbezit intact te laten, gaf hij tijd aan de contrarevolutie om zich te organiseren. Dat gebeurde dan ook effectief.
De staatsgreep met CIA-steun was een eerste in een reeks dergelijke interventies op het Latijns-Amerikaanse continent. Arbenz faalde en zette alle hoop in de “democratische loyaliteit” van het leger aan de grondwet, hij weigerde de massa’s te bewapenen. Toen hij bijna met het mes op de keel stond, gaf hij orders aan de legerleiding om wapens te verdelen onder de bevolking maar de legerleiding weigerde uiteraard. Dezelfde fout werd twee decennia later nog eens herhaald in Chili toen de socialistische president Allende zijn hoop vestigde in de “democratische” loyaliteit van Pinochet en de rest van de legerleiding. Allende sloot een “pact” met de legerleiding en beloofde niet te zullen raken aan de officiers en de top van het leger.
Die houding kwam voort uit een links-reformistische visie en een stadiatheorie volgens dewelke het kapitalisme slechts stap per stap zou kunnen worden omvergeworpen. Dergelijke opvattingen hebben het kapitalisme en de reactie reeds meermaals tijd gegeven om haar krachten voor te bereiden op een nieuwe aanval zodra dit mogelijk wordt en met als doel om de arbeidersklasse te verslagen. Allende weigerde de arbeiders te bewapenen en te mobiliseren om het kapitalisme omver te werpen. Duizenden Chileense arbeiders en jongeren betaalden daar een bloedige prijs voor met de militaire staatsgreep van 1973.
De gebeurtenissen in Guatamale destijds zorgden ervoor dat Che op zoek ging naar een alternatieve manier om te strijden tegen het kapitalisme en het imperialisme. Hij voelde zich niet aangetrokken tot de communistische partijen. Op basis van zijn ervaring stond hij wantrouwig tegenover de CP’s en vooral tegenover hun politiek op “volksfronten” te steunen. Die politiek leidde ertoe dat ze deelnamen aan allianties met het zogenaamd “liberale” deel van de nationale kapitalistische klasse. Deze foute politiek was volgens hen gerechtvaardigd omdat het een tijdelijke en tactische alliantie was gericht op het bestrijden van het imperialisme. De CP’s kwamen niet in eerste instantie op voor socialisme, maar voor het versterken van de “parlementaire democratie”, de ontwikkeling van een nationale industrie en economie en voor het doorlopen van een fase van kapitalistische ontwikkeling vooraleer het mogelijk zou worden dat de arbeidersklasse de macht zou overnemen.
Deze politiek zorgde ervoor dat verschillende CP’s de strijd tegenhielden en de arbeiders vroegen om niet verder te gaan om zo het “progressieve” deel van de kapitalisten niet af te schrikken. Het resultaat was dat de arbeidersbeweging in heel wat landen werd geparalyseerd en niet gewapend was om vooruit te gaan. Dit leidde vaak tot bloedige nederlagen voor de arbeidersklasse. Het was ook deze politiek die ertoe leidde dat het fascistische regime van Franco in 1939 in Spanje aan de macht kon komen na een overwinning in de burgeroorlog. Dezelfde politiek bleek ook rampzalig te zijn in Chili in 1973. Jammer genoeg is er vandaag soms een echo van deze opvattingen in de leiding van de bewegingen in Venezuela en Bolivia.
De 26 Juli Beweging en de oorlog
Op basis van zijn ervaringen in Guatemala en de discussies over Cuba, begon Che zijn opvattingen te ontwikkelen. Hij verwierp de tweestadiatheorie maar had niet echt een uitgewerkt alternatief. Hij stond afkerig tegenover de aanpak van de Communistische Partijen (die volgens Che veel te “conservatief” en te “orthodox” waren). Hij voelde zich wel aangetrokken door de strijd die ontwikkelde tegen Batista in Cuba en in Mexico vervoegde hij de 26 Juli Beweging.
Che zag die beweging als een meer strijdbare formatie. De 26 Juli Beweging (genoemd naar de mislukte aanval op de barakken van Moncada onder leiding van Fidel Castro die in ballingschap naar Mexico moest) was op dat ogenblik een erg brede organisatie. Er was een liberaal-democratische vleugel die enkel de dictatuur van Batista wou omverwerpen om een “democratisch” Cuba te vestigen.
Op dat ogenblik stond de beweging niet voor het omverwerpen van het grootgrondbezit en het kapitalisme. De beweging omvatte ook meer radicaal socialistische elementen en Che werd steeds meer een prominente vertegenwoordiger van die vleugel.
Op 2 december 1956 trok een klein groepje van 82 slecht georganiseerde guerrillastrijders (waaronder Che Guevara en Fidel Castro) naar Cuba. Dit vormde het begin van een twee jaar durende guerrillastrijd. Het leidde uiteindelijk tot de val van het gehate regime van Batista en voor de ontwikkeling van de Cubaanse revolutie. Slechts een handvol van de oorspronkelijke groep strijders overleefde. Een aantal kwam om door verdrinking toen de zee werd overgestoken naar Cuba, andere vielen ten prooi aan de troepen van het regime of kwamen om door ziekte en ontbering.
Tijdens de oorlog speelde Che een heroïsche rol, een rol die des te opvallender was gezien zijn chronische astma. Ieder obstakel, alle pijn en moeilijkheden die eigen waren aan de guerrillastrijd waren voor Che nog extra zwaar omwille van zijn astma. Zijn revolutionaire vastberadenheid zorgde er echter voor dat zijn gezondheidstoestand geen beperking kon vormen in de strijd die hij mee aanging.
Naarmate de oorlog vorderde, kregen de guerrillastrijders steeds meer sympathie en steun van de boeren. Na twee jaar strijd tegen Batista was de guerrilla succesvol. De strijd had ingespeeld op de woede en haat tegen het regime in de steden. Dat zorgde er voor dat het regime ineenstortte en de rebellen de steden konden binnen trekken op nieuwjaarsdag 1959. Ze werden er verwelkomd door een massale algemene staking. De speeltuin van het VS-imperialisme met de vele casino’s en bordelen zou worden gesloten naarmate de sociale revolutie momentum verkreeg.
Socialisme of kapitalisme
Het revolutionaire proces in Cuba was erg specifiek: de arbeidersklasse in de steden had een helpende rol gespeeld voor de guerrilla. Een aantal linksen stellen dat de arbeidersklasse pas later op het toneel verscheen maar toch een beslissende rol speelde in het bepalen van het karakter van het regime dat een echt socialistisch regime van arbeidersdemocratie zou worden. Het revolutionaire proces was evenwel complexer. De afwezigheid van een bewuste en georganiseerde arbeidersbeweging in de leiding van de revolutie had wel degelijk een impact op het regime dat naderhand werd gevestigd.
Aanvankelijk was niet duidelijk hoe ver zou worden gegaan in Cuba. Ook toen Castro en Che Guevara Havana binnentrokken, was dit nog niet duidelijk. Che was dan wel een overtuigde socialist, maar Castro had het nooit over socialisme. Hij beperkte zich tot het idee van een “schoner” en meer “liberaal” en “humaan” kapitalisme. Dat lijkt wat op de opvattingen die ook Hugo Chávez naar voor bracht toen hij in 1998 voor het eerst aan de macht kwam in Venezuela. Chávez had het toen ook over een meer “humaan kapitalisme” en een “derde weg” voor de “Bolivariaanse revolutie”. Pas de afgelopen jaren werd het idee van socialisme en socialistische revolutie naar voor gebracht.
De mislukte staatsgreep in Venezuela, de patronale lock-out en de massabeweging van de arbeiders en armen die de reactie een nederlaag toebracht, hebben het proces in Venezuela naar links getrokken. Dat werd weerspiegeld door Chávez die nu stelt dat zijn regering socialistisch is en dat de “revolutie in Venezuela” een socialistische revolutie is. Ondanks deze positieve ontwikkeling, is het kapitalisme vandaag – na bijna 10 jaar dat Chávez aan de macht is – echter nog steeds niet omvergeworpen in Venezuela.
Revolutie in Cuba
In Cuba werd de revolutie voortgestuwd na een aantal kleine conflicten met de VS tot uiteindelijk drie jaar later het kapitalisme en grootgrondbezit werden omvergeworpen. Dit proces was mogelijk op dit ogenblik omwille van een combinatie van factoren waaronder een massale druk van onderuit door de arbeiders en boeren, maar ook de weigering van het VS-imperialisme onder president Eisenhower – en zijn opvolgers – om het regime te aanvaarden en te beïnvloeden in plaats van het te boycotten (een politiek die tot op vandaag wordt aangehouden door het VS-imperialisme en samen ging met verschillende moordpogingen op Castro). Het bestaan van gecentraliseerde geplande economieën in de voormalige Sovjetunie en Oost-Europa (geleid door bureaucratische dictaturen) zorgde ervoor dat er schijnbaar een alternatief op het kapitalisme bestond. Een genationaliseerde en centraal geplande economie werd effectief doorgevoerd in Cuba. Dat was een belangrijke stap voorwaarts en het had een inspirerend effect op Latijns-Amerika en ook daarbuiten.
Che Guevara speelde een cruciale rol in dit proces en duwde de revolutie van bij het begin in een meer “socialistische richting”. Van bij het begin legde hij ook nadruk op de noodzaak om de revolutie internationaal te verspreiden. Hij speelde een belangrijke rol in de opmaak van wat bekend stond als de “Tweede Verklaring van Havana” dat in 1962 werd gepubliceerd. Die tekst is tot op vandaag inspirerend. Zo wordt geantwoord op de vraag waarom de VS zo bitter reageerde op de revolutie op een relatief klein eiland: “(De VS en de heersende klassen) zijn bang dat de arbeiders, boeren, studenten, intellectuelen en progressieve delen van de middengroepen met revolutionaire middelen de macht grijpen… ze zijn bang dat de uitgebuite bevolking van het continent de wapens uit de handen van hun uitbuiters zal nemen om, zoals in Cuba, zichzelf tot vrij volk uit te roepen.”
Arbeidersklasse en socialisme
Che was ongetwijfeld een aanhanger van het idee van een internationale socialistische revolutie. Zijn grootste zwakheid en grootste tragedie was evenwel een gebrek aan begrip hoe dat kon worden bereikt. Hij werd aangetrokken tot de guerrillastrijd als methode om de socialistische revolutie voort te stuwen in plaats van zich te baseren op de arbeidersklasse in de steden. Zelfs in landen waar de arbeidersklasse in de steden een minderheid van de bevolking vormde, zorgen haar collectieve rol en het bewustzijn dat voortkomt uit haar sociale condities in de bedrijven en werkplaatsen ervoor dat deze klasse van doorslaggevend belang is om de socialistische revolutie te leiden. Dat was de ervaring van de Russische revolutie in 1917.
In de praktijk toonde dit aan dat de kapitalistische klasse in de neokoloniale wereld niet in staat is om een stabiele democratie op te bouwen of om de nationale kwestie op te lossen. Deze taken van een democratische burgerlijke revolutie kunnen in het moderne tijdperk niet meer opgelost worden door de kapitalistische klasse. In landen waar de taken van de burgerlijke revolutie nog niet doorgevoerd zijn, is het aan de arbeidersklasse om met de steun van de arme boeren en anderen het kapitalisme omver te werpen en de socialistische revolutie op de agenda te zetten met tegelijk de noodzaak om die internationaal te verspreiden.
In Cuba zorgden de rotheid van het regime van Batista en het politieke vacuüm ervoor dat guerrillastrijd schijnbaar een oplossing kon vormen. In werkelijkheid zagen we echter dat het zelfs in Cuba samenkwam met het uitbreken van een algemene staking nadat de oorlog was gewonnen de guerrillero’s in Santa Clara, Havana en andere steden binnen trokken. Later zagen we een gelijkaardig proces in Nicaragua toen de Sandinisten de macht overnamen in 1979. In dat land werd zowat 25% van de economie genationaliseerd, maar werden het kapitalisme en grootgrondbezit niet omvergeworpen. Het resultaat was een lange periode van sluimerende contrarevolutie die uiteindelijk in staat was om te overwinnen. Dezelfde Daniel Ortega, de voormalige Sandinistische president, is nu opnieuw verkozen. Hij heeft het kapitalisme volledig aanvaard en is samenwerkingsverbanden aangegaan met voormalige tegenstanders uit het kamp van de door de VS gesteunde Contras en de rechtse katholieke kerk.
Op basis van zijn ervaringen in Cuba, probeerde Che hetzelfde te herhalen in Afrika en Latijns-Amerika, ook al waren de omstandigheden daar totaal verschillend en stond de arbeidersklasse in veel landen veel sterker met meer revolutionaire tradities en ervaringen. Het gebrek aan een uitgewerkt bewust begrip van de rol van de arbeidersklasse in de socialistische revolutie was ongetwijfeld de belangrijkste politieke zwakheid van Che Guevara.
Lessen voor vandaag
Er kunnen veel lessen getrokken worden voor de nieuwe golf van strijd doorheen het Latijns-Amerikaanse continent. Er kwamen een aantal radicale linkse regeringen aan de macht, in het bijzonder het regime van Hugo Chavez in Venezuela en Evo Morales in Bolivia, wat een belangrijke stap vooruit is voor de arbeidersklasse in deze landen en op internationaal vlak. Deze regeringen kwamen aan de macht na een reeks nederlagen voor de arbeidersklasse in de jaren 1990. Deze regimes hebben een aantal belangrijke hervormingen doorgevoerd en met een aantal maatregelen gaan ze in tegen de belangen van de heersende klasse en het imperialisme. Maar als het kapitalisme niet wordt omvergeworpen, kunnen ook zij geconfronteerd worden met nederlagen en de dreigementen van de reactie. De dreiging van reactie manifesteerde zich reeds in Venezuela en Bolivia. De spontane beweging van de massa’s hield tot nu toe de reactie tegen. Maar de dreiging blijft en als het kapitalisme niet wordt omvergeworpen, zal de reactie zich steeds voorbereiden om opnieuw toe te slaan.
Het is erg positief dat zowel Morales als Chavez over socialisme spreken. Maar de cruciale vraag is natuurlijk hoe socialisme te bereiken en hoe het kapitalisme omver te werpen. Beide regeringen zijn nog niet zo ver gegaan als Allende in Chili of de Sandinisten in Nicaragua op het vlak van het inbeuken op de belangen van de heersende klasse. Evo Morales wordt geconfronteerd met de dreiging van de reactie en maakt dezelfde fouten als Allende in Chili. Hij heeft het over het de noodzaak van “democratische” en “grondwettelijke” loyaliteit van de legerleiding en laat hen intussen intact.
Che Guevara was niet bereid om aan anderen eisen te stellen die hij zelf niet bereid was te realiseren. Hij keerde terug naar de actieve guerrillastrijd. Hij probeerde de revolutie in Congo te versterken, maar die expeditie was gedoemd om te mislukken. Nadien keerde hij terug naar Bolivia om daar een strijd aan te gaan die hem uiteindelijk zijn leven zou kosten. Voor hij in Bolivia omkwam, kon Che wel zien hoe de revolutie in Cuba leidde tot het omverwerpen van het kapitalisme en het grootgrondbezit. De superioriteit van een geplande economie werd aangetoond.
Voordelen van een geplande economie
Zelfs vandaag, na de ineenstorting van de Sovjetunie en het verlies van de economische steun vanuit het Oostblok samen met de gevolgen van een door de VS opgelegde boycot, komen de verworvenheden van de revolutie tot uiting in één van de beste gezondheidsstelsels ter wereld. Enkele jaren na de revolutie was het analfabetisme zo goed als verdwenen. Er kwam gratis gezondheidszorg voor iedereen. Onderwijs en gezondheidszorg waren de centrale steunpilaren van de revolutie. Met één leraar per 57 inwoners, haalt Cuba één van de beste resultaten ter wereld. Hetzelfde geldt voor het aantal dokters in het land. 73% van de operaties in Pakistan en Kasjmir na de rampzalige aardbeving in 2004 werden verricht door de 2.600 dokters en medisch personeel dat door Cuba werd gestuurd. De levensverwachting in Cuba bedraagt 75 jaar. In Rusland, waar het kapitalisme werd hersteld, viel de levensverwachting terug tot 57 jaar.
Deze verworvenheden zouden niet mogelijk geweest zijn zonder de geplande economie en de revolutie. Het CWI steunt deze en andere verwezenlijkingen van de Cubaanse revolutie. Tegelijk moeten we er wel op wijzen dat de vorm van de revolutie bij haar aanvang gevolgen had voor de aard van het regime dat werd gevestigd.
Welk soort regime?
De regering onder leiding van Castro en Che Guevara na de revolutie was erg populair en kreeg immense veel steun. De afwezigheid van een georganiseerde arbeidersklasse die bewust het revolutionaire proces leidde – zoals in Rusland in 1917 – zorgde ervoor dat er geen echte arbeiders- en boerendemocratie werd gevestigd. Er waren aanvankelijk elementen van arbeiderscontrole in de fabrieken, maar dat was geen democratische arbeiderscontrole met arbeidersbeheer. Er was meer een bureaucratisch geleid regime.
Een aantal aspecten van een bureaucratische ‘top down’ aanpak zijn vandaag ook aanwezig in Venezuela. De afwezigheid van een bewuste, onafhankelijke organisatie en van een deelname van de arbeidersklasse is één van de belangrijkste obstakels voor de Venezolaanse revolutie vandaag. Zonder die bewuste deelname van de arbeidersklasse, zagen we in elk land waar het kapitalisme werd omvergeworpen dat er een bureaucratie tot stand kwam die de economie in handen kreeg en vaak in confrontatie ging met de belangen van de arbeidersklasse.
In Cuba kwam Che in aanvaring met een aantal bureaucratische obstakels in de revolutie. Che was instinctief tegen alle privileges of voordelen voor regeringsverantwoordelijken of ambtenaren. Hij verzette zich sterk tegen iedereen in zijn administratie die zichzelf ook maar het minste privilege toekende.
Toen Che naar de Sovjetunie en Oost-Europa trok was hij verontwaardigd en geschokt door de luxueuze levensstijl en bijhorende houding van de bureaucraten. Hij was ook steeds meer gefrustreerd door bureaucratische elementen die aanwezig waren in Cuba.
Ondanks het feit dat Che reageerde op de bureaucratische dictaturen in de Sovjetunie en Oost-Europa (op een bepaald ogenblik omschreef hij die bureaucratie als “paardenstront”), ontwikkelde Che geen alternatief en zelfs geen methode om het te bestrijden in Cuba. Naarmate hij meer ervaring kreeg als revolutionair zocht hij naar zo’n alternatief. De Sovjetbureaucratie bestempelde hem daarom als een “Trotskist”.
Che en Trotski
Toen Che in Bolivia werd vermoord, had hij een boek van Trotski in zijn rugzak. Sommige bronnen zeggen dat het ging om “De Verraden Revolutie”. Che was reeds eerder in contact gekomen met een aantal teksten van Trotski. De Peruaanse voormalige luchtmachtofficier Ricardo Napuri, die in 1948 had geweigerd om een linkse opstand aan ter vallen, gaf Che Guevara een kopie van “De permanente revolutie” toen hij hem ontmoette in Havana in 1959. De Cubaanse revolutionaire Celia Hart, wiens vader Armando Hart samen met Castro en Che vocht en nadien minister werd, stelt dat het Che Guevara was die haar overtuigde om Trotski te bestuderen. Haar vader toonde haar ook een aantal boeken van Trotski in de jaren 1980.
Che Guevara was steeds bereid om verschillende opvattingen en ideeën te onderzoeken en te bediscussiëren. Ondanks het feit dat hij voor zijn voortijdige dood op 39-jarige leeftijd een aantal werken van Trotski had gelezen, trok hij daar niet de nodige conclusies uit om een coherent en uitgewerkt alternatief te ontwikkelen. Het zou bovendien erg moeilijk geweest zijn om dat te doen in een compleet isolement, zonder contact, discussie of uitwisseling van ideeën op internationaal vlak. Moest Che langer geleefd hebben en meer internationale gebeurtenissen en strijdbewegingen van de arbeidersklasse hebben meegemaakt en tegelijk verder het debat en de dialoog had aangegaan, dan zou hij volgens ons de juiste conclusies hebben getrokken over de nodige taken om de internationale socialistische revolutie te bereiken.
De beperkingen in het begrip van Che hadden tragische gevolgen voor hemzelf en de voorbeeldfunctie die hij had kunnen spelen voor een nieuwe generatie van jonge arbeiders en jongeren die nu het strijdtoneel betreden tegenover uitbuiting, oorlog en kapitalisme. De positieve aspecten van Che en het blijvende symbool van ongecompromitteerde, zelfopofferende en niet omkoopbare strijd blijven vandaag een inspiratiebron voor een nieuwe generatie. De lessen van zijn fouten moeten we ook trekken om uiteindelijk te kunnen komen tot een internationale socialistische revolutie.