Met een kapitalisme in crisis is het logisch dat er een groeiende openheid is voor anti-kapitalistische opvattingen. Maar wat betekent anti-kapitalisme? Dat volstaat niet als antwoord op de crisis omdat het enkel duidelijk maakt waar we tegen zijn en niet wat we in de plaats willen stellen en met welke methoden we dat kunnen bereiken. Anti-kapitalisme is een goede eerste stap, in dit artikel gaan we in op volgende stappen.
De wereld is in een erg slechte staat met een economische crisis en milieuproblemen die ons samen een erg somber toekomstbeeld voorschotelen. Het zou er nochtans anders aan toe kunnen gaan. Iedereen zal daar wel wat ideeën over hebben, misschien erg vaag.
Sommigen zullen eerder voorstander zijn van kleine gemeenschappen waarbij met ruilhandel wordt gewerkt, anderen zien meer heil in grote steden die gebruik maken van alle wetenschappelijke en technische mogelijkheden en tegelijk de natuur respecteren. Aan ideeën zal het niet ontbreken. Maar hoe kunnen we daadwerkelijk tot een andere samenleving komen?
Zit het kapitalisme in de aard van de mens?
De heersende klasse wil ons laten geloven dat het kapitalisme of de klassensamenleving het onvermijdelijke gevolg zijn van de menselijke natuur. De biologie zal wel een aantal aspecten van ons gedrag bepalen, maar de “menselijke natuur” is geen vaststaand gegeven dat onveranderlijk is omdat het nu eenmaal op magische wijze uit de hemel is komen vallen. De wijze waarop wij ons gedragen, ons verhouden tegenover andere mensen en hoe de mensheid zich verhoudt tegenover de wereld, is niet onveranderlijk. Het evolueert in een reactie op de veranderende materiële voorwaarden in de samenleving en onze verhouding met de planeet.
Eeuwenlang leefden de mensen in samenlevingen van nomaden en gelijkwaardige jagers-verzamelaars. Het voedsel en al wat nodig was om te overleven, werd gedeeld in heel de gemeenschap. Ieder individu wist dat het enkel kon overleven als de volledige gemeenschap overleefde. Het is pas de afgelopen paar duizenden jaren, na de landbouwrevolutie waarbij de nomadenstammen zich gingen vestigen, dat er een duurzame overschot aan welvaart was. De strijd voor de controle over die overschotten begon in die tijd en legde de basis voor het ontstaan van stabiele heersende klassen.
De heersende klassen die elkaar opvolgden in verschillende historische perioden verklaarden steeds dat het in de “menselijke natuur” lag dat de ene persoon de andere kon bezitten als slaaf of dat er een koning was die door een god was aangesteld om alle grond en haar bewoners te controleren, of dat een patroon honderd keer meer verdient dan zijn arbeiders.
Een socialistisch alternatief
Net als de slavenmaatschappij en de feodaliteit voor haar, zijn ook het kapitalisme, het privaat bezit van de productiemiddelen en de winsthonger niet in steen gebeiteld. Een andere samenleving is mogelijk. Een socialistische maatschappij baseert zich op het collectief bezit van de grote bedrijven en een democratische planning van de productie.
Indien de moderne technologie zou worden aangewend in het belang van de meerderheid van de bevolking, dan zouden we fundamentele stappen vooruit kunnen zetten. Het zou de materiële basis vormen waarop ook de menselijke cultuur fundamenteel zou kunnen veranderen. In de plaats van een samenleving die egoïsme en inhaligheid beloont, zou een socialistische samenleving zich baseren op gelijkheid en rechtvaardigheid.
De beslissingen zouden democratisch kunnen worden genomen. Niet door zoals vandaag om de vier jaar één of andere politicus te verkiezen die volgzaam de macht van de grote bedrijven en het establishment respecteert en versterkt. De arbeiders zouden de beslissingen zelf nemen via regelmatige vergaderingen op hun werk- en woonplaatsen. Er zouden afgevaardigden verkozen worden voor politieke posities, net als voor economische en administratieve posities. Deze afgevaardigden zouden steeds afzetbaar zijn door diegenen die hen verkozen hebben en ze zouden leven aan het gemiddelde loon van diegenen die ze vertegenwoordigen.
De arbeidsweek zou fors kunnen worden ingekort, het beschikbare werk zou verdeeld worden zonder loonverlies. De fundamentele behoeften van eenieder zouden gegarandeerd worden, waardoor alle vrouwen en mannen controle over hun eigen leven zouden kunnen uitoefenen waarbij er ook meer mogelijkheden zouden zijn om creatieve en intellectuele interesses te ontwikkelen. Dit zou de deur openzetten om optimaal gebruik te maken van het creatieve potentieel van heel de mensheid.
Hoe kunnen we zo ver geraken?
Iedere staking, iedere strijdbeweging heeft in zich een element van contestatie tegen een deel van de kapitalistische macht. Een stakingspiket maakt het de patroon onmogelijk om te doen wat hij wil in “zijn” bedrijf. Het stelt ook de burgerlijke ideologie in vraag, in die zin dat de onderwerping van de arbeiders aan het patronaat wordt betwist. Bij een staking wordt uitbuiting niet zomaar aanvaard. Als een staking uitbreiding kent en groter wordt (een bedrijfsstaking die uitgroeit tot een lokale of zelfs nationale staking, van een 24-urenstaking naar een staking van onbepaalde duur), zal ook de contestatie toenemen. Dat kan leiden tot een cruciale vraag wie eigenlijk baas is over het bedrijf, over de economie en over de staat: de arbeiders of de burgerij?
In een dergelijk proces is er niet alleen een confrontatie met de kapitalistische macht, er wordt ook een basis gelegd voor een nieuwe samenleving die haar wortels vindt in strijdbewegingen. Naarmate het sociaal conflict dieper wordt, zullen de stakerscomités steeds meer taken moeten opnemen en zal dit leiden tot een situatie van dubbelmacht, waarbij er naast de burgerlijke staat ook een embryo van een nieuwe staat opstaat op basis van arbeidersraden en acties. Op basis van een overwinning in de strijd kan een nieuwe samenleving ontstaan waarin komaf wordt gemaakt met uitbuiting en onderdrukking. Dat is een democratisch geplande socialistische samenleving die zich baseert op de zelforganisatie van de arbeiders en de bevolking.
Maar hoe zat het dan in Rusland?
De bureaucratische dictaturen in Rusland, China, Oost-Europa en elders hadden niets te maken met een echt democratisch socialisme. Het is wel belangrijk dat socialisten vandaag de ervaring van de Russische revolutie bestuderen om de redenen te kennen die aan de basis lagen van de bureaucratische degeneratie. Die redenen zijn te vinden in de specifieke historische voorwaarden en niet in het socialistisch alternatief op zich.
De Russische Revolutie van 1917 was de eerste waarbij de arbeidersklasse een einde maakte aan het kapitalisme om een nieuwe socialistische samenleving op te bouwen. De Sovjetunie kende een tijdlang het meest democratische regime ter wereld: de arbeiders en boeren oefenden er de macht op democratische wijze uit via raden (het Russische woord voor raden is “sovjets”). Het was de eerste staat ter wereld die gelijke rechten voor vrouwen invoerde met stemrecht en ook het recht op abortus. De Sovjetunie legaliseerde homoseksualiteit.
Lenin en Trotski, de leiders van deze revolutie, hebben altijd gesteld dat het niet mogelijk was om het socialisme op te bouwen in één enkel land, zeker niet in een land als Rusland dat voorheen nog semi-feodaal was. Voor Lenin en Trotski was de Russische revolutie slechts een stap die navolging moest kennen in de machtigste kapitalistische landen van West-Europa.
De belangrijkste imperialistische machten beseften zelf ook dat de Russische revolutie geen puur lokale aangelegenheid was, maar dat het kapitalisme internationaal werd bedreigd. Er werd deelgenomen aan een bloedige burgeroorlog die werd opgezet door de kapitalisten en grootgrondbezitters in Rusland om de nieuwe sovjetregering ten val te brengen. Legers uit 21 landen, waaronder de VS, Frankrijk, Groot-Brittannië, Duitsland en België, vielen Rusland binnen om de contrarevolutie te steunen.
De overwinning van de revolutionairen in de burgeroorlog (1918-1921) was enkel mogelijk omdat er in heel Europa een revolutionaire golf was. De uitstraling van de Russische revolutie en de oproep vanuit Rusland aan alle arbeiders om in verzet te gaan tegen de oorlog en het kapitalisme staken de lont in het kruitvat. Het kwam in 1918-19 tot revoluties in Hongarije en Duitsland en nadien tot arbeidersopstanden doorheen Europa. Dit leidde tot het einde van de oorlog en dwong de burgerij om de troepen uit Rusland terug te trekken om revoluties in de kapitalistische landen te vermijden.
Jammer genoeg slaagden die revoluties in Europa er niet in om het kapitalisme omver te werpen. Het verschil met Rusland was het ontbreken van een massale revolutionaire partij die in staat was om de revoluties tot hun conclusies door te trekken. De massale arbeiderspartijen in Europa stonden onder de controle van reformistische leiders die er alles aan deden om de kapitalistische economie en de macht van de burgerij te redden.
De jonge Sovjetunie slaagde er in om de contrarevolutie te verslaan, maar bleef geïsoleerd. De bloedige burgeroorlog had het land in een verschrikkelijke staat van wanorde achtergelaten waarbij de massa’s uitgeput waren door werkloosheid en honger. De betrokkenheid bij de Sovjets nam af en deze raden kenden steeds minder debat of politieke macht. Dat was de basis waarop een bureaucratische kaste rond Stalin steeds meer macht naar zich toe kon trekken. Het stalinisme maakte in de jaren 1920 en 1930 een einde aan de democratische rechten die de arbeidersklasse had afgedwongen. In naam van het socialisme werd een dictatoriaal regime opgelegd aan de arbeiders en boeren.
Tal van revoluties in de neokoloniale wereld en in Europa bleven naar Rusland kijken als het te volgen voorbeeld. De stalinistische regering in Moskou kon op die manier haar model exporteren naar China, Oost-Europa en andere landen.